Plan: | Lage Ham 108 en 110 Dongen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2021000076-VG01 |
De initiatiefnemer is voornemens de bedrijfswoning aan Lage Ham 110 om te zetten in een burgerwoning en op naastgelegen perceel aan Lage Ham 108 een nieuwe vrijstaande woning te realiseren. Het plangebied bevindt zich in het noorden van de kern Dongen en wordt kadastraal aangeduid als 'DGN01 - N – 1032'.
Via de gemeente Dongen is een vergunning afgekondigd om achter op het perceel (kadastraal aangeduid als 'DGN01 - N - 1031' en 'DGN01 - N - 760') een aantal bedrijfsunits te realiseren. Het bestaande bedrijfspand wordt verder opgeknapt en de auto's die nu aan de voorzijde van de Lage Ham staan worden binnen gezet. Aan de voorzijde heeft het college in principe ingestemd met het omzetten van de bedrijfswoning en het realiseren van een vrijstaande woning.
Voor de locatie geldt momenteel het bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen' (vastgesteld op 30 september 2010). De gronden zijn bestemd tot 'Bedrijf', welke in de eerste plaats zijn bedoeld voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Daarnaast is conform het geldende bestemmingsplan de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie b1' van kracht en is specifiek voor het adres Lage Ham 110 een functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. De verbeelding van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Verbeelding bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen' (Bron: Ruimtelijkeplannen, 2010)
Het initiatief om op deze gronden de bestaande bedrijfswoning aan Lage Ham 110 om te zetten in een burgerwoning en op naastgelegen perceel aan Lage Ham 108 een nieuwe vrijstaande woning te realiseren is in strijd met het bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is het realiseren van een woning namelijk niet toegestaan. De gemeente Dongen staat echter positief tegenover de ontwikkeling en is bereid planologische medewerking te verlenen door voor deze locatie een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Lage Ham 108 en 110' voorziet in de juridisch-planologische regeling van de beoogde ontwikkeling.
Het plangebied bevindt zich in het noorden van de kern Dongen en wordt ontsloten via de Lage Ham. Het perceel is momenteel in gebruik door autobedrijf Fens Occasion Center Dongen (reparatie en verkoop). Aan de voorzijde bevinden zich een bedrijfswoning en een stallingsplaats voor de auto's.
Het plangebied (circa 892 m2) wordt omgeven door woningen, een bedrijf dat caravans stalt, een glastuinbouwbedrijf en percelen behorende bij een grondgebonden agrarisch bedrijf. Aan de overzijde van de weg zijn woonpercelen gelegen. In de figuren 1.2 en 1.3 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2 Ligging plangebied (Bron: Google Maps)
Figuur 1.3 Begrenzing plangebied (Bron: Google Maps)
Verder bevinden zich in de omgeving voornamelijk ruim opgezette vrijstaande woningen en boerderijen, al dan niet in combinatie met een agrarische functie. Circa 550 meter ten noorden van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd tot en met milieucategorie B1, waaronder een autosloopbedrijf en een groothandelaar voor elektrische apparatuur.
De Lage Ham vormt samen met de Hoge Ham, Sint Josephstraat, Eindsestraat en de Kerkstraat een van de oorspronkelijke bebouwingslinten van waaruit Dongen is opgebouwd. De karakteristieke lintpatronen in de directe omgeving van het plangebied zijn nog duidelijk herkenbaar. Tevens ligt de Donge (karakteristiek riviertje) op slechts enkele meters van het plangebied. Een aantal afbeeldingen van het plangebied en de omgeving worden weergegeven in de figuren 1.4 tot en met 1.7.
Figuur 1.4 Huidige situatie plangebied
Figuur 1.5 Bestaande bedrijfswoning aan Lage Ham 110
Figuur 1.6 Riviertje de Donge (Bron: Kees Wittenbols foto's Breda en omgeving)
Figuur 1.7 Straatbeeld Lage Ham (Bron: Kees Wittenbols foto's Breda en omgeving)
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Aan de voorzijde, ter plaatse van de huidige parkeerplaats, is een nieuw woonperceel georiënteerd op de Lage Ham beoogd. De huidige bedrijfswoning krijgt een woonbestemming. De afstand van de bouwvlakken tot de gedeelde perceelgrens bedraagt ten minste 3 meter, zodat een minimale afstand van 6 meter tussen de woningen wordt geborgd. De diepte van beide bouwvlakken bedraagt 15 meter. De maximale goot- en bouwhoogten bedragen ten hoogste 5 meter respectievelijk 9 meter, zodat de hoogten in lijn liggen met de naastgelegen woningen. De inrichtingstekening van de toekomstige ontwikkeling wordt weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Inrichtingstekening toekomstige situatie Lage Ham 108 en 110 (Bron: Condor Bouwadvies)
Voor de nieuwe woning aan Lage Ham 108 zijn verschillende ontwerptekeningen gemaakt. Deze tekeningen worden weergegeven in de figuren 2.2 t/m 2.5.
Figuur 2.2 Plattegronden toekomstige woning aan Lage Ham 108 (Bron: Condor Bouwadvies)
Figuur 2.3 Doorsnedes toekomstige woning aan Lage Ham 108 (Bron: Condor Bouwadvies)
Figuur 2.4 Aanzichten (Bron: Condor Bouwadvies)
Figuur 2.5 Sfeerimpressies (Bron: Condor Bouwadvies)
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?
Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied van Dongen past binnen het rijksbeleid.
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
Toetsing
Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De grens van een stedelijke ontwikkeling ligt bij woningen op basis van jurisprudentie op circa 11-14 woningen.
Toetsing
Voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het omzetten van de bedrijfswoning aan Lage Ham 110 in een burgerwoning en het realiseren van een nieuwe vrijstaande woning aan Lage Ham 108. In feite wordt er dus één woning in bestaand stedelijk gebied toegevoegd en wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling (uitspraak Raad van State van 16 september 2015, zaaknummer 201501297). Derhalve is toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het Rijksbeleid.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren. De beoogde ontwikkeling draagt hieraan bij.
Op 1 januari 2021 treedt de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de Omgevingsvisie Nood-Brabant. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn zogenaamde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
Het volgende artikel is relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen 'stedelijk gebied' en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Toetsing
Het 'stedelijk gebied' zoals gehanteerd door de provincie bestaat uit het 'stedelijk concentratiegebied' en de 'kernen in landelijk gebied'. Het plangebied ligt binnen het 'stedelijk concentratiegebied' zoals gehanteerd binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en weergegeven is in figuur 3.1. Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere voorzieningen om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik. Voor de toets aan de regionale afspraken zoals genoemd in artikel 3.42 wordt verwezen naar paragraaf 3.2.3.
Het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning en het toevoegen van een nieuwe woning is te klein om het een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Interim omgevingsverordening te noemen. In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'.
Daarnaast zullen maatregelen getroffen worden ten behoeve van de benodigde watercompensatie. Het mogelijk toepassen van halfverharding bij de parkeerplaatsen is daarbij voorzien. Daarnaast wordt er voldoende groen aangelegd als infiltratiemogelijkheid voor regenwater. Dit groen levert tevens een bijdrage aan het tegengaan van hittestress.
Figuur 3.1 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Bron: Provincie Noord-Brabant)
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het provinciaal beleid.
Het plangebied aan Lage Ham 108 en 110 te Dongen is op de structuurvisiekaart (figuur 3.2) aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'. Verder ligt de locatie binnen 'Kwaliteit II' van het versterken van het karakter van bebouwingslinten binnen het aspect cultuurhistorie. Daarnaast staan beheer en onderhoud van bestaande woongebieden en de versterking van het centrumgebied hoog in het vaandel. Leefbaarheid en beleefbaarheid worden gezien als belangrijke aandachtspunten.
Figuur 3.2 Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Dongen (Bron: Gemeente Dongen)
De cultuurhistorische bebouwingslinten hebben een zeer hoge waardering gekregen. Het bebouwingsbeeld van de Lage Ham bestaat overwegend uit vrijstaande, een- en tweelaagse bebouwing, met de nokrichting parallel aan de straat en een eenvormige rooilijn. De bebouwingslinten en ontginningsassen zijn bepalend voor de ruimtelijke structuur van de gemeente en dienen als zodanig behouden te blijven.
Wat betreft de cultuurhistorische waarde van de bebouwingslinten in de gemeente wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën: kwaliteit zeer hoog, hoog en redelijk hoog. Behoud en versterking van deze kwaliteiten is van groot belang. Belangrijkste ruimtelijk en functionele kenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van de linten zijn het kenmerkende gedifferentieerde bebouwingspatroon met karakteristieke (historische) bebouwing, variatie in functies en gebruik en beeldbepalende groenelementen van (open) particuliere kavels en erven en structuren in de openbare ruimte. Ontwikkelingen met betrekking tot functieveranderingen en nieuwe bebouwingselementen kunnen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de bebouwingslinten onder druk zetten. Nieuwe ontwikkelingen zullen daarom te allen tijde binnen de kleinschalige context van de linten moeten worden bezien. Grootschalige ontwikkelingen zoals glastuinbouw passen daar bijvoorbeeld niet bij. De welstandsnota, waarin de waarden van de bebouwingslinten zijn beschreven en waarin gebiedsgerichte welstandscriteria voor de bebouwingslinten zijn gegeven, vormt hiervoor samen met groenstructuurplannen het toetsingskader.
Daarnaast vormt het versterken van de beleefbaarheid van het riviertje de Donge een belangrijk aandachtspunt in de Structuurvisie Dongen 2020. Binnen de kern Dongen en op Tichelrijt is vergroting van de beleefbaarheid van de Donge gewenst. Hieraan kan invulling worden gegeven door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling grenzend aan de Donge, dit cultuurhistorische waardevolle water als strategische randvoorwaarde in het stedenbouwkundig ontwerp mee te nemen. Tevens door de openbaarheid van de Donge te vergroten door het creëren van wandel- en fietsmogelijkheden langs de beek en door ter plaatse van kruispunten met wegen de Donge beter zichtbaar en beleefbaar te maken. Tussen (globaal) de Lage Ham en het Wilhelminakanaal en bij de stedenbouwkundige uitwerking van de oostelijke uitbreiding van het bedrijventerrein Tichelrijt wordt de beleefbaarheid actief versterkt. Op het bestaande bedrijventerrein zijn de inspanningen niet actief, maar worden de mogelijkheden die zich voordoen benut.
De bebouwde omgeving bestaat uit verschillende woon- en werkgebieden zoals: historische dorpscentra, individuele woningen en kleinschalige woningbouwprojecten van voor de tweede wereldoorlog, naoorlogse woonwijken en bedrijventerreinen. Voor de gebiedsgerichte criteria is Dongen onderverdeeld in de deelgebieden (figuur 3.3):
• Historische lintbebouwing;
• Dorpswonen;
• Woongebieden;
• Bedrijventerreinen.
Het plangebied bevindt zich in het deelgebied 'historische lintbebouwing'. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
Figuur 3.3 Deelgebieden Dongen met aanduiding plangebied in geel (Bron: Gemeente Dongen)
Historische lintbebouwing
De kern Dongen is ontstaan als een agrarische nederzetting. Het dorp ontwikkelde zich in aansluiting op het oorspronkelijke bebouwingslint van de Lage Ham – Hoge Ham - Eindsestraat en de bebouwing in de omgeving van de Protestantse Kerk aan de Kerkstraat. Langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan. Veel van deze bebouwingslinten is bewaard gebleven. De linten vormen een driehoekige structuur waarbinnen het centrum is gegroeid en waar omheen de latere woonwijken zijn gerealiseerd. Vanwege het historische belang dat de Donge en het beekdal van de Donge hebben gehad voor het ontstaan en de ontwikkeling van Dongen wordt ook dit gebied bij de historische laag gerekend.
Binnen de historische lintbebouwing zijn de volgende onderdelen te onderscheiden:
In navolgende tekst wordt ingegaan op het welstandsaspect van de Lage Ham.
Bebouwing en omgeving
Lage Ham is onderdeel van een lange, oorspronkelijk agrarische, ontginningsas waaraan Dongen is ontstaan. Langs het lint is veel agrarische bebouwing terug te vinden en incidenteel staan er kleinschalige fabrieksgebouwen. Het lint is in de loop der jaren verdicht met woningen en bedrijvigheid maar het ruime groene karakter is gebleven. De bebouwing is vrijstaand met diepe voortuinen. Opvallend is het asymmetrische profiel. Langs de westzijde van de weg loopt de Donge. De kavels aan die zijde worden ontsloten door bruggetjes hebben. De afstand van de bebouwing tot de weg kent een grote variatie.
Massa en vorm
Beeldbepalend is de grote boerderijbebouwing met bijgebouwen en de riante woonbebouwing uit verschillende bouwperioden en bouwstijlen. De bebouwing bestaat over het algemeen uit één of twee bouwlagen met een kap. De kapvormen kennen veel variatie: zadeldaken, wolfsdaken, schilddaken en mansardedaken in langs- en haaksrichting. De verdiepingshoogte en nokhoogte van de oudere panden is vrij hoog.
Detaillering, kleur en materiaal
Langs de Lage Ham staan veel panden met oude originele gevels en detaillering zoals speklagen, lateien, daklijsten, luiken, etc. Zowel bij de oude als nieuwe bebouwing zijn gevels opgetrokken uit baksteen en hout. Daken zijn bedekt donkere dakpannen en incidenteel met riet.
De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2016-2025 voorziet in de bouw van in totaal 1.100 woningen.
De beoogde ontwikkeling valt binnen het bestaand bebouwd gebied. Ook valt het plangebied binnen een cultuurhistorische kwaliteitzone volgens de gemeentelijke structuurvisie. Deze vormt een beeldbepalend, markant element binnen het bebouwingslint. Door middel van rooilijnen, materialisering en positionering van de woning wordt aangesloten bij het straatbeeld en de historische elementen uit de omgeving.
De voorgenomen ontwikkeling past daarom binnen de kaders van het gemeentelijk beleid.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit het omzetten van een bedrijfswoning in een burgerwoning en de realisatie van een nieuwe vrijstaande woning. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren Dongen'. Conform dit beleid wordt de bovenkant van de bandbreedte aangehouden. Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in rest bebouwde kom aangehouden. De gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen in de gemeente Dongen en wordt ontsloten via de Lage Ham. Richting het noorden gaat deze weg over in de Groenstraat/Hogedijk welke aansluit op de Provincialeweg. Richting het zuiden wordt via de rotonde ontsloten op de Noorderlaan - Westerlaan (riching Oosterhout), de Beljaartlaan (richting Kaatsheuvel) en de Hoge Ham welke aansluit op de Gasthuisstraat/Monseigneur Poelsstraat en het centrum van Dongen. De Westerlaan en de Gasthuisstraat (gaat over in de Middellaan) zijn beide aangesloten op de N629 welke in verbinding staat met de A27.
Binnen de bebouwde kom geldt een maximum snelheid van 50 km/h en buiten de kom een maximum snelheid van 60 km/h. De N629 is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid van 80 km/h geldt. De ontsluiting van het gemotoriseerde verkeer is goed.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte is op een afstand van circa 1,5 kilometer gesitueerd. Deze halte wordt bediend door bussen in de richtingen Tilburg en Oosterhout/Breda met een frequentie van 2x per uur.
Langzaam verkeer
Het fietsverkeer op de Lage Ham en de Provincialeweg wordt gemengd met het overige verkeer afgewikkeld. Er zijn, in tegenstelling tot de richtlijnen wegen met een maximum snelheid van 50 km/h, geen vrijliggende fietspaden aanwezig.
Parkeren
De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van het 'Parapluplan Parkeren' van de gemeente Dongen. De parkeernorm voor één vrijstaande woning bedraagt minimaal 1,8 tot maximaal 2,6 parkeerplaatsen. In deze norm zit een bezoekersdeel van 0,3 parkeerplaats per woning. Volgens het gemeentelijk beleid dient, door het hoge percentage autogebruik in de gemeente, de bovenkant van deze bandbreedte te worden aangehouden. De norm van 2,6 parkeerplaatsen voor één woning bedraagt afgerond 3 parkeerplaatsen.
In de bestaande situatie is aan Lage Ham 110 reeds een (bedrijfs)woning aanwezig en wordt op eigen terrein geparkeerd. Hier zijn drie parkeerplaatsen aanwezig. Ten behoeve van de nieuwe woning aan Lage Ham 108 worden op eigen terrein drie parkeerplekken gerealiseerd.
Verkeersgeneratie & verkeersafwikkeling
In de toekomstige situatie is voor het plangebied aan de Lage Ham 108 en 110 te Dongen sprake van de toevoeging van één vrijstaande woning. De verkeersgeneratie van één vrijstaande woning is dusdanig beperkt dat dit zal opgaan in het heersende verkeersbeeld van de Lage Ham.
De ontsluiting van het plangebied is voor de verschillende vervoerswijzen goed. Het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen. De ontwikkeling zorgt voor een beperkte verkeerstoename in het plangebied welke niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt niet gebruikgemaakt van richtafstanden uit de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering. Deze gebieden worden getypeerd als gebieden met functiemenging. Voor deze gebieden wordt een Staat van Bedrijvigheid Functiemenging gehanteerd waarin per bedrijfsactiviteit wordt aangegeven in welke mate deze direct naast, boven of onder woningen toelaatbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging is weergegeven in bijlage 1 van de regels. Een toelichting op deze Staat is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting.
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies gelegen, namelijk woningen, bedrijven en agrarische activiteiten. Tevens ligt het plangebied aan een doorgaande ontsluitingsweg. Het plangebied is daardoor te categoriseren als gebied met functiemenging. De bedrijfsbestemming die aan het plangebied grenst heeft de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie b1', ofwel bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De richtafstand voor dergelijke bedrijven tot en met categorie b1 kennen een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Vanzelfsprekend wordt aan deze richtafstand voldaan.
Formeel gezien valt naastgelegen autobedrijf Fens Occasion Center Dongen (reparatie en verkoop) in milieucategorie 2 en geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt in dit geval niet voldaan aangezien het bouwvlak van de toekomstige woning aan Lage Ham 108 op circa 7 meter van de inrichtingsgrens ligt. Het maatgevende aspect is geluid. In de toekomst zal het autobedrijf doorgaan in een afgeslankte vorm. Het bestaande bedrijfspand wordt verder opgeknapt en de auto's worden binnen gestald en gerepareerd. Door deze afgeslankte vorm en omdat er geen werkzaamheden buiten plaatsvinden, is de (geluid)hinder minder dan milieucategorie 2. Bovendien ligt het plangebied aan een ontsluitende weg. Met de voorgenomen ontwikkeling vervalt de huidige bedrijfsbestemming en er komt een woonfunctie voor in de plaats. In afstemming met de gemeente Dongen wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Op korte afstand bevindt zich al een woning waardoor het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Normstelling en beleid
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgelegd op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder andere het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Erfgoedverordening gemeente Dongen 2016
De erfgoedverordening is op 13 oktober 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn verstoringen uitgezonderd in een gebied:
Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Toetsing
De gemeenteraad heeft op 10 februari 2011 de archeologische beleidskaart vastgesteld (figuur 4.1). De ligging van het plangebied is globaal aangeduid met de gele cirkel. Deze kaart moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten.
Figuur 4.1 Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen (Bron: gemeente Dongen)
Gezien de voorgenomen ontwikkeling waarbij de bodemingreep een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2 en de bodemingreep dieper zal zijn dan 50 cm, is archeologisch onderzoek nodig. In het kader van hiervan heeft Econsultancy in oktober 2020 een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Hierna is volstaan met een beknopte samenvatting.
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Het plangebied heeft een lage verwachting gekregen op het aantreffen van sporen uit het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen, een middelhoge verwachting voor de periodes Paleolithicum en Mesolithicum en een hoge verwachting voor de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.
Uit het booronderzoek bleek dat de bodemopbouw te verstoord is om nog sporen en vondsten te verwachten. Geadviseerd wordt om het plangebied vrij te geven voor ontwikkeling en de dubbelbestemming archeologie te laten vervallen.
Monumentenhuis Brabant B.V. heeft via een formele beoordeling ingestemd met bovenstaand advies om het plangebied qua archeologie vrij te geven voor ontwikkeling. De archeologisch verwachting kan worden bijgesteld naar laag omdat de natuurlijke bodemopbouw ter plaatse verstoord geraakt is, waarschijnlijk door de winnen van veen in het verleden. Een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' is daarom ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de toekomstige woningbouwontwikkeling.
Toetsingskader
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)
De 'Cultuurhistorische waardenkaart' (vastgesteld 26 september 2006) van de provincie Noord-Brabant vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).
De Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie is in de gemeente doorvertaald naar de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen (vastgesteld op 15 januari 2014). In figuur 4.2 is het plangebied weergegeven in de uitsnede van deze waardenkaart. Hieruit blijkt dat het projectgebied zich kenmerkt door de historische dorpsstructuur/lintbebouwing en daardoor wordt aangeduid als gebiedstype 1.
Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Dongen met aanduiding plangebied
(Bron: Gemeente Dongen, 2014)
In dit gebied gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing met eventueel het aanwezige groen en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst van identiteitsbepalende objecten.
Toetsing
De ontwikkeling past binnen het uitgangspunt van de gemeente om het huidige karakter van het bebouwingslint Lage Ham te versterken. De ontwikkeling sluit aan bij de directe omgeving. Aan de voorzijde wordt namelijk een vrijstaande woning toegevoegd die qua positionering en type woning in lijn ligt met de naastgelegen woningen.
Conclusie
De cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd. Een specifieke regeling is niet nodig.
De Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit vormen het wettelijk kader voor de beoordeling van geluid voor wegen, windturbines en bedrijven. In de Wet geluidhinder zijn normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai (industrieterreinen) opgenomen. In het Activiteitenbesluit zijn normen voor individuele inrichtingen en windturbines opgenomen. Daarnaast heeft de gemeente nog beleid ten aanzien van evenementen.
Normstelling en beleid
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.
Onderzoek
De woning wordt getoetst ten gevolge van het wegverkeer op de Lage Ham. Maatgevend voor het akoestisch onderzoek is een jaargemiddelde verkeersintensiteit van een weekdag. De intensiteit van de Lage Ham is aangeleverd door de gemeente Dongen. De ontleende intensiteiten komen uit het jaar 2015. Deze zijn doorberekend met een autonome groei van 1% naar de planhorizon (10 jaar na planvoornemen), het jaar 2031. Verder zijn de voertuig- en etmaalverdeling tevens door de gemeente aangeleverd.
In tabel 4.1 zijn de verkeersgegevens weergeven. Hierin is tevens de wegdekverharding en de maximum snelheid opgenomen. In tabel 4.2 is de voertuig- en etmaalverdeling opgenomen van een provinciale weg
Tabel 4.1 Verkeersgegevens
Bron | Intensiteit 2031 (weekdag) | Snelheidsregime | Wegdekverharding |
Lage Ham | 1.637 mvt/etmaal | 50 km/uur | Elementenverharding in keperverband |
Tabel 4.2 Voertuig- en etmaalverdeling
dag | avond | nacht | |
Licht verkeer | 92,30% | 92,30% | 92,30% |
Middel verkeer | 4,90% | 4,90% | 4,90% |
Zwaar verkeer | 2,80% | 2,80% | 2,80% |
etmaalverdeling | 6,84% | 3,30% | 0,60% |
Rekenmethodiek en invoergegevens
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3.
Voorts is de afstand van de as van de weg tot de woning bepaald aan de hand van de verkaveling. De afstand tot de Lage Ham bedraagt 19 meter.
In het rekenmodel is daarnaast, op basis van de wegbreedte, uitgegaan van een verhardingsbreedte van 3 meter (tussen de woning en de Lage Ham is sprake van zachte bodemgebied). Verder is uitgegaan van een volledige zichthoek. Tot slot is voor een objectfractie van 0,6 gekozen, deze is ruim ingeschat.
Resultaten
In tabel 4.3 is de geluidbelasting op de gevels van de woning weergeven. De woning zal bestaan uit twee bouwlagen. Gerekend is op +1,5 meter op de begane grond en op +4,5 meter op de eerste verdieping.
Tabel 4.3 Geluidbelasting nieuwe woning (inclusief aftrek art. 110g Wgh)
Bron | Bouwlaag 1 | Bouwlaag 2 |
Lage Ham | 55 dB | 55 dB |
Op basis van tabel 3 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Lage Ham wordt overschreden. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 51 dB, inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage 1.
Maatregelen
Als gevolg van het wegverkeer op de Lage Ham wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. In de Wet geluidhinder is in dit geval een onderzoeks- en verantwoordingsplicht opgenomen naar geluidreducerende maatregelen als het gaat om gezoneerde wegen. In eerste instantie wordt gekeken naar bronmaatregelen, vervolgens naar overdrachtsmaatregelen.
Bronmaatregelen
Hieronder vallen bijvoorbeeld het verlagen van de maximum snelheid, het terugdringen van het verkeersaanbod en aanpassen van het wegdektype. De Lage Ham is een stedelijke hoofdweg en heeft een belangrijke ontsluitende functie, hierdoor is afwaardering niet mogelijk. Derhalve zijn de aanpassingen als het wijzigen van de functie van deze weg waarmee het gebruik teruggedrongen kan worden of het verlagen van de maximum snelheid geen reële maatregelen.
Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van geluidreducerende wegdekverharding. Het toepassen van stille asfaltverharding zal tot een reductie kunnen leiden, echter niet tot onder de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze maatregel brengt hoge kosten met zich mee, dit staat niet in verhouding tot de omvang van de ontwikkeling. De maatregel is hierdoor niet doelmatig en zal stuiten op bezwaren van financiële aard.
Maatregelen in het overdrachtsgebied
Hieronder vallen maatregelen zoals het toepassen van geluidschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de gevel van de woning . Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidafschermende voorzieningen zijn een scherm of wal. Aan dit type maatregelen zijn hoge kosten verbonden en deze zijn ook uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling zijn dergelijke maatregelen niet reëel.
Conclusie
Omdat de voorgenomen ontwikkeling van één nieuwe woning aan de Lage Ham 108 en 110 een geluidgevoelige functie betreft en de toekomstige woning binnen de wettelijke geluidzone van de Lage Ham ligt, is in dit rapport de geluidbelasting als gevolg van de Lage Ham inzichtelijk gemaakt.
Als gevolg van het wegverkeer op de Lage wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 51 dB, inclusief aftrek artikel 110g Wgh. Deze overschrijding vindt plaats op de tweede bouwlaag van de woning. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Maatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Lage Ham te reduceren stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet wordt overschreden is het vaststellen van een hogere waarde mogelijk.
Tabel 4.4 Benodigde hogere waarden
Bron | Hogere waarde | Aantal |
Lage Ham | 55 dB | 1 |
Het plangebied ligt buiten de richtafstanden van bedrijven in de omgeving en er ligt geen gezoneerd industrieterrein of windturbine in de buurt. De geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit zullen niet worden overschreden. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorweg. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in dit bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende leidingen gelegen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Hierdoor zijn deze leidingen mogelijk van invloed op de veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied. De gegevens van de leidingen zijn in tabel 4.5 weergegeven.
Tabel 4.5 Leidingen in de omgeving van het plangebied
Te zien is dat het plangebied ruim buiten de PR 10-6 risicocontour en het invloedsgebied van de leidingen ligt. De leidingen vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In (de omgeving van) het plangebied vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of over het water. Een verantwoording is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.6 weergegeven.
Tabel 4.6 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
De beoogde ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De Hoge Ham is de maatgevende weg. Uit de NSL-monitoringstool (figuur 4.3) blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.3 Meetpunt NSL-monitoringstool ten opzichte van het plangebied (Bron: NSL-monitoringstool)
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Door het bureau Bakker Milieuadviezen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein van het perceel Lage Ham 110 te Dongen, kadastraal bekend sectie N, nummer 1032. Het doel van het verkennend onderzoek is om vast te stellen of de grond en/of het grondwater ter plaatse van het onderzoeksterrein verontreinigingen bevatten welke een belemmering of beperking zouden kunnen vormen bij de voorgenomen bouw van een woning. Het complete onderzoeksrapport is weergegeven in bijlage 4. Hierna wordt volstaan met een beknopte samenvatting.
Op basis van het bodemonderzoek kan voor de onderzoekslocatie het volgende worden
geconcludeerd:
Op grond van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek vormt de bodemkwaliteit geen belemmering of beperking voor de voorgenomen bouw van een woning.
Waterbeheer en watertoets
Voor alle ruimtelijke plannen dient een watertoets te worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde; infiltreren, retentie binnen het projectgebied, retentie buiten het projectgebied of berging in bestaand watersysteem. Bij de berekening van de retentie worden de eisen zoals gevisualiseerd in figuur 4.4 uit deze paragraaf gehanteerd. Aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging komen hierin aan de orde.
Met de watertoets wordt de waterbeheerder, in dit geval het waterschap Brabantse Delta, tijdig betrokken in het ontwerpproces. Opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is onder andere verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Dongen. Het gaat hierbij om de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij (nieuwe) ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Gemeentelijk beleid
Het verbreed GRP Dongen geeft het beleid van de gemeente Dongen weer op het gebied van rioleringszorg (afvalwater en hemelwater) en haar gemeentelijke zorgtaken ten aanzien van grondwater.
In het plan komt ook het stedelijke oppervlaktewater aan de orde, omdat hemelwater, grondwater en zelfs afvalwater relaties hebben met het oppervlaktewater. De zorgplichten zijn zodanig geformuleerd dat iedere gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid houdt om een eigen invulling te kiezen voor de lokale situatie. Dit verbreed GRP Dongen geldt voor de periode 2016 tot 2020 en is vastgesteld in december 2015.
Huidige situatie
Het plangebied omvat het terrein aan de voorzijde van de Lage Ham, weergegeven in figuur 1.3. Momenteel bevinden zich hier een bedrijfswoning en een stallingsplaats voor de auto's. Het gebied is volledig verhard.
Bodem en grondwater
Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Dongen ligt, is het plangebied op de Bodemkaart van Nederland niet gekarteerd. In de directe omgeving van de kern van Dongen zijn hoofdzakelijk zandgronden aanwezig. In de omgeving van de kern van Dongen zijn verschillende grondwatertrappen aanwezig. De kaart is weergegeven in figuur 4.4.
Figuur 4.4 Grondwaterstanden omgeving kern Dongen (Bron: Bodemkaart van Nederland, 2018)
Waterkwantiteit
Op alle watergangen en sloten die zijn opgenomen in de legger, is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:
Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.
Op basis van bovenstaande afstanden kan gesteld worden dat in of nabij geen watergangen gelegen zijn.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen en in de directe omgeving van de gemeente Dongen zijn geen waterkeringen gelegen. Het projectgebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het projectgebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Initiatiefnemer Fens Occasion Center Dongen is voornemens de bedrijfswoning aan Lage Ham 110 om te zetten in een burgerwoning en op naastgelegen perceel aan Lage Ham 108 een nieuwe vrijstaande woning te realiseren.
Waterkwantiteit
Alle nieuwbouw- en herstructureringsprojecten binnen de gemeente Dongen worden in principe waterneutraal uitgevoerd, waarbij getracht wordt te voorkomen dat er negatieve effecten op het grond- en oppervlaktewater optreden. Hierbij wordt uitgegaan van een bui t=100 dat overeenkomt met een retentie van 78 mm. Verhard oppervlak wordt in principe niet aangesloten op de riolering. Het hemelwater wordt bij voorkeur bovengronds geborgen en vervolgens geïnfiltreerd.
De gemeente Dongen heeft strengere bergingseisen dan het waterschap Brabantse Delta. Deze eisen zijn gevisualiseerd in figuur 4.5.
Figuur 4.5 Visualisatie bergingseisen gemeente Dongen
(Bron: Gemeente Dongen)
Het momenteel volledig verharde plangebied heeft zoals eerder aangegeven een oppervlakte van 892 m2. Wat betreft de beoogde ontwikkeling is sprake van de toevoeging van één woning (Lage Ham 108) ten opzichte van de huidige situatie. Naar verwachting zal het totaal verhard oppervlak van het perceel afnemen.
In deze ontwikkeling gaat het om nieuwbouw, waardoor gerekend dient te worden met een retentieopgave van 78 mm. De gemeente Dongen heeft aangegeven dat voor de tuin een verhardingsoppervlak van 50% aangehouden kan worden. De aangehouden oppervlaktes voor de toekomstige situatie worden weergegeven in tabel 4.7.
Tabel 4.7 Oppervlaktes toekomstige situatie
Element | Verhard oppervlak (m2) | |
Bestaande verharding perceel Lage Ham 110 (woonhuis, bijgebouwen en tuin) | 445 | |
Volledig bebouwd bouwvlak woning Lage Ham 108 (worst-case) | 180 | |
Tuin/oprit Lage Ham 108 (50% verharding) | 133,5 |
Op basis van de normen van de gemeente Dongen dient voor de beoogde ontwikkeling rekening te worden gehouden met ((445 x 0,007) + (180 + 133,5 x 0,078)) 27,6 m3 aan watercompensatie.
De benodigde berging moet in principe worden ingevuld binnen het plangebied. In het plangebied zijn geen mogelijkheden om open water aan te leggen, omdat er geen ruimte is op de locatie. Er zijn diverse mogelijkheden om toch invulling te kunnen geven aan de compensatie-eis. Zo zouden bijvoorbeeld binnen het plangebied infiltratiekratten gerealiseerd kunnen worden in de tuin en/of onder de oprit. Daarnaast bestaan er mogelijkheden omtrent een hemelwaterbuffer, bergen en infiltreren via IT-leiding, waterpasserende verharding of (vertraagde) afvoer naar oppervlaktewater.
Conform het gemeentelijk en waterschapsbeleid zal bij de verdere uitwerking worden bekeken hoe het hemelwater op deze locatie kan worden hergebruikt of ter plaatse geïnfiltreerd. Het waterschap adviseert om de infiltratiecapaciteit van de bodem te onderzoeken en zoveel als mogelijk hemelwater ter plaatse te laten infiltreren. Er wordt vanuit de gemeente en/of het waterschap geen verplichting opgelegd om een retentievoorziening te realiseren en mag er - indien noodzakelijk - rechtstreeks worden geloosd op het oppervlaktelichaam.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het projectgebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarom wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet toegestaan.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering, vigerend waterschapsbeleid en het verbreed GRP Dongen is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ten gevolge van de planontwikkeling is sprake van een afname in verharding. Er wordt rekening gehouden met de bergingseis van de gemeente Dongen. Aangezien de benodigde compensatie beperkt is, is deze eenvoudig te realiseren. De exacte invulling van de benodigde waterberging wordt in een latere fase nader uitgewerkt. Op basis hiervan wordt verwacht dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. De provincie Noord Brabant hanteert daarvoor het begrip Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.
Initiatiefnemer Fens Occasion Center Dongen is voornemens de bedrijfswoning aan Lage Ham 110 om te zetten in een burgerwoning en op naastgelegen perceel aan Lage Ham 108 een nieuwe vrijstaande woning te realiseren. Momenteel bevinden zich hier een bedrijfswoning en een stallingsplaats voor de auto's. Het planvoornemen zou kunnen samengaan met effecten op beschermde gebieden, planten en dieren.
Gebiedsbescherming
De afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied (Langstraat) is ongeveer 5 kilometer. Dit beschermde Natura-2000 gebied is op dusdanige afstand gelegen dat negatieve effecten van het plan op voorhand kunnen worden uitgesloten. Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Brabant (NNB)-gebied ligt op circa 800 meter ten oosten van het plangebied. In figuur 4.6 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de beschermde Natura 2000-gebieden weergegeven.
Figuur 4.6 Locatie plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden
(Bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat momenteel uit intensief in gebruik zijnde gronden, waaronder het gebruik van de bestaande woning als bedrijfswoning en de stallingsplaats voor auto's ten behoeve van het bedrijf. Er vindt geen sloop, kap van bomen of verstoring van watergang plaats.
Gezien het huidige intensieve gebruik van de locatie zijn beschermde plantensoorten (o.a. vaatplanten) niet waargenomen of te verwachten. Vanwege het ontbreken van beplanting kan het voorkomen van beschermde diersoorten ter plaatse worden uitgesloten. Door het intensieve gebruik is de locatie en omliggende gronden niet geschikt als nestplaats voor zoogdieren en weide- of akkervogels. Daarnaast zijn de gronden ongeschikt als landbiotoop voor algemene amfibieën. Naast de voor amfibieën ongeschikte sloten in de omgeving van het plangebied komt er in het plangebied ook geen open water (poelen) voor.
Zorgplicht
Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
Het aspect ecologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Duurzaamheid gaat over de balans tussen mens, milieu en financiën en kan op verschillende niveaus worden bezien. Op het niveau van gebiedsontwikkeling gaat het naast technische maatregelen bij gebouwen om het functioneren van het gehele gebied. De kracht zit in het zoeken naar goede combinaties voor een specifieke locatie waardoor een prettige leefomgeving kan worden ontwikkeld. Bepaalde randvoorwaarden en/of de ruimtelijke omgeving van een plan kunnen kansen voor duurzaamheid opleveren.
Duurzaam bouwen gaat dus verder dan alleen energie. Het gaat ook over duurzaam materiaalgebruik, comfort, binnenmilieu, bouwen voor de toekomst en slim bouwen. Duurzaam bouwen wordt vaak afgekort als 'dubo' en beoogt naast vermindering van de uitstoot van CO2 ook zaken als:
Energieneutraal (BENG)
Vanaf 1 januari 2020 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. De vastgestelde niveaus voor woningen gelden als volgt:
Aardgasvrij (Wet VET)
In de Wet voortgang energietransitie (VET) is bepaald dat per 1 juli 2018 nieuw te bouwen bouwwerken niet meer aangesloten worden op het gasnet. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente, bij zwaarwegende redenen van algemeen belang, een ontheffing verlenen. De omgevingsvergunning voor nieuwe bouwwerken wordt afgekeurd als in de bouwaanvraag geen rekening is gehouden met aardgasvrij bouwen.
Milieuprestatie Gebouwen (MPG)
Voor nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100 m² is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning een Milieuprestatie Gebouwen (MPG) verplicht. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Per 1 januari 2018 geldt voor de MPG een maximum schaduwprijs van 1,00 euro per m2 BVO per jaar. Voor een MPG berekening kan het instrument GPR Gebouw gebruikt worden. GPR Gebouw is opgebouwd uit vijf verschillende thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Scores variëren van 0 t/m 10. Het is gebruikelijk om uit te gaan van een gemiddelde GPR Gebouw score van 8. GPR Gebouw is een bruikbaar instrument om tot een duurzaam ontwerp te komen voor onder andere woningbouw.
De ontwikkeling zal voldoen aan de eisen ten aanzien van milieukwaliteit, gebruikskwaliteit, gezondheid en toekomstgerichtheid. Daarnaast voldoet het initiatief aan de (energie)prestatie eisen uit het bouwbesluit. Ook zijn de maatregelen uit de flyer van de gemeente Dongen (https://www. dongen.nl/fileadmin/Dongen_bestanden/Documenten/Inwoner/Bouwen_en_wonen/klimaatbestendig_en_duurzaam_bouwen.pdf) geanalyseerd en toegepast in de planvorming. In een later stadium worden aspecten nader uitgewerkt en aanvullende aspecten aangedragen.
Ten aanzien van duurzaamheid worden voor de beoogde woning de volgende maatregelen beoogd:
Met de voorgaande maatregelen wordt invulling gegeven aan de geldende eisen ten aanzien van de EPC, de Wet VET en GPR Gebouw.
Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling. Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de wettelijke eisen (paragraaf 5.1). Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan (paragraaf 5.2) en vervolgens wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen, de algemene regels en de overgangs- en slotregels (paragraaf 5.3, 5.4 en 5.5).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van onderhavige bestemmingsplan toelichting met bijlagen.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad op een schaal van 1:1.000.
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Verder geldt het volgende:
Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
Op grond van de wettelijke standaarden moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Beroepen en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Hoofdgebouwen mogen enkel in het bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan. De maximaal toegestane goothoogte van de woningen is vastgelegd op 5 m. De maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 9 m.
De gronden buiten het bouwvlak zijn met de aanduiding 'erf' (e) bestemd voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij de woning.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, regels.
Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
In de algemene bouwregels is opgenomen dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld stoepen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt genoemd welk gebruik van de gronden in ieder geval valt onder strijdig gebruik. Het gaat hierbij om onder andere het gebruik van de gronden ten behoeve van stort- of opslagplaats van goederen en aan het gebruik onttrokken machines of het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in plaats, ligging of afmetingen van bestemmingsgrenzen.
In dit artikel is een parkeerregeling opgenomen.
In artikel 13 wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
In dit artikel wordt de naam van de regels vastgesteld.
Naast de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Hierin is geregeld dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om kosten van de planontwikkeling te verhalen op grondeigenaren. Het kostenverhaal dient verplicht door de gemeente opgesteld te worden. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Deze ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overlegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal is voorzien.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Initiatiefnemer Fens Occasion Center Dongen heeft direct omwonenden en belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde ontwikkeling. Ter goedkeuring hebben de buren van de adressen Lage Ham 98 en 112 een formulier ondertekend waarin verklaard wordt dat zij geen bezwaar hebben tegen de beoogde ontwikkeling.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegestuurd naar de vaste overlegpartners.
Veiligheidsregio
Voor het bestemmingsplan Lage Ham 108 en 110 in Dongen ziet de Veiligheidsregio geen belemmeringen voor de aspecten externe veiligheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid.
Waterschap Brabantse Delta
De volledige reactie van het Waterschap is opgenomen als bijlage 5. Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het bestemmingsplan geeft het Waterschap een positief wateradvies.
Provincie Noord-Brabant
De gemeente kan met behulp van het formulier 'Inventarisatie ruimtelijke aspecten' de kennisgeving van een plan of besluit in het kader van de Wro en Wabo elektronisch toezenden aan de Provincie Noord-Brabant. Met dit formulier is beoogd de procedure rond het wettelijk vooroverleg te verkorten. Op basis van de ingevulde ruimtelijke aspecten kan worden volstaan met het invullen van het formulier. In die gevallen ontvangt de gemeente via de e-mail een afschrift van de inventarisatie van de ruimtelijke aspecten in pdf-formaat en is daarmee het wettelijk vooroverleg direct afgerond.
Op basis van het in bijlage 6 opgenomen formulier kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling op provinciaal niveau geen belemmeringen oplevert.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Hierbij wordt eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen.