Plan: | Watertorenstraat 10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2022000086-VG01 |
In het noorden van de kern Dongen is aan de Watertorenstraat de Dongense watertoren gelegen. De huidige eigenaar Houben Vastgoed B.V. heeft de toren en het bijbehorende buitenterrein in 2004 aangekocht en gaf aan de watertoren na een ingrijpende renovatie te willen gebruiken als kantoor voor zijn adviesbureau H4D. Daarnaast wenste hij de onderste vier etages in te richten als woning en ten zuidwesten een vrijstaande garage te realiseren. Voor deze activiteiten heeft het gemeentebestuur medewerking verleend door middel van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Ten behoeve van deze vrijstellingsprocedure is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Later is deze ontwikkeling opgenomen in het bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen'.
Nu wenst de eigenaar de buitenruimte rondom de watertoren te herbestemmen aan de hand van een drietal ambities, te weten natuurontwikkeling, therapieactiviteiten en behoud van de historische locomotief. Na afstemming met de gemeente Dongen wenst de eigenaar zowel perceel DGN01 - N - 389 als DGN01 - N - 1184 te herbestemmen om het gebruik en/of de realisatie van een kantoor met woonfunctie (reeds bestaand), benodigde parkeerruimte, praktijkruimte voor tekentherapie, natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk te maken.
Voor het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Zuid en West Dongen' (vastgesteld op 30 september 2010) en 'Buitengebied' (vastgesteld op 5 november 2009). Het initiatief is in strijd met het bestemmingsplan. De gemeente Dongen staat echter positief tegenover de ontwikkeling en heeft besloten medewerking te willen verlenen aan de planvorming. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied bevindt zich aan de Watertorenstraat ten noorden van de kern Dongen en kent een oppervlakte van circa 6.670 m2. De ligging en begrenzing is weergegeven in de figuren 1.1 en 1.2.
Figuur 1.1 Ligging plangebied ten opzichte van de kern Dongen (Bron: Google Maps)
Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (Bron: Kadastrale kaart)
Voor het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Zuid en West Dongen' (vastgesteld op 30 september 2010) en 'Buitengebied' (vastgesteld op 5 november 2009). Een uitsnede van de verbeelding is weergegeven in figuur 1.3.
Figuur 1.3 Uitsnede verbeelding geldende bestemmingsplannen met aanduiding plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen)
Perceel DGN01 - N - 389 valt onder het planologisch regime van het bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen', waarin de gronden zijn bestemd tot 'Kantoor'. Voor de watertoren is een bouwvlak opgenomen en gelden aanvullend de functieaanduiding 'wonen' en de maatvoeringen 'maximum goothoogte: 35 m' en 'maximaal aantal wooneenheden: 1'. Ten zuidwesten van de watertoren geldt de functieaanduiding 'erf'.
Perceel DGN01 - N - 1184 maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en kent de bestemming 'Agrarisch'. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven. Tevens zijn deze gronden bestemd voor:
Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. Er is geen bouwvlak aanwezig.
Aangezien conform het geldende bestemmingsplan op deze gronden de beoogde functies en activiteiten als strijdig worden aangeduid, dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
Conform de Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen (artikel 2.12, eerste lid onder a onder 2° Wabo 2016) geldt dat zowel binnen als buiten de bebouwde kom de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 40% van het achtererfgebied met een maximum van 200 m2 mag bedragen. Vanwege de maatschappelijke, duurzame en educatieve meerwaarde die het initiatief met zich meebrengt is de gemeente Dongen bereid om af te wijken van dit beleid en in dit bestemmingsplan een maximum oppervlakte van 320 m2 toe te staan. In paragraaf 2.3 wordt nader gemotiveerd waarom de afwijking voor voorliggende ontwikkeling noodzakelijk is.
Op circa 23 meter van het plangebied geldt conform het bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen' de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' ten behoeve van de bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV. De figuur 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' ligt op een afstand van circa 54 meter afstand van het plangebied. Deze bestemming en figuur zijn opgenomen vanwege de aanwezige hoogspanningsverbinding Geertruidenberg - Tilburg en was reeds een feit bij de realisatie van de kantoorbestemming en de bedrijfswoning op de locatie Watertorenstraat 10.
Vanaf 18 november 2021 tot en met 30 december 2021 heeft het inpassingsplan van de Rijksoverheid 'Zuid-West 380 kV Oost' ter inzage gelegen. Conform dit inpassingsplan is voor de locatie van de bestaande 150 kV-verbinding de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' van kracht, wat inhoudt dat wordt voorgesorteerd op de sloop van deze hoogspanningsverbinding en de realisatie van een nieuwe hoogspanningsverbinding elders.
Hoofdstuk 2 geeft een situatieschets in en rond het plangebied en geeft inzicht in de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant, de regio en de gemeente Dongen. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de sectorale milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de procedure.
De 44,76 meter hoge Dongense watertoren is gebouwd in 1923 door architect en civiel ingenieur ir H. Sangster. Het was het eerste ontwerp van een serie van elf torens welke Sangster in opdracht van de Waterleiding Maatschappij Noordwest Brabant mocht bouwen. Het is één van de weinige watertorens ontworpen door architect ir H. Sangster die niet is opgeblazen in de Tweede Wereldoorlog. Een poging daartoe in Dongen kon door de verzetsgroep Dongen worden verijdeld. In de jaren '70 is de toren door het waterleidingbedrijf afgestoten. De toren heeft sindsdien diverse eigenaren gehad en werd in 2004 in vervallen staat aangekocht door de huidige eigenaar Houben Vastgoed B.V. Figuur 2.1 en 2.2 tonen afbeeldingen van de toren in aanbouw. Figuur 2.3 toont de vervallen staat bij de aankoop in 2004.
Figuur 2.1 Betonskelet in aanbouw (Bron: Watertorendongen.nl)
Figuur 2.2 Watertoren in aanbouw met gerealiseerd koepeldak
(Bron: Watertorendongen.nl)
Figuur 2.3 Watertoren in vervallen toestand na aankoop in 2004
(Bron: Houben Vastgoed B.V.)
Sindsdien is de watertoren grondig gerenoveerd ten behoeve van de herbestemming tot kantoor met woning. Bij de renovatie van het skelet stond het volledige respect voor het fraaie oorspronkelijke ontwerp voorop. Het betonskelet werd volledig hersteld en op punten zelfs gedeeltelijk vervangen waarbij de focus lag op het weer heel maken van het oorspronkelijke lijnenspel. In de toren werden de bestaande betonvloeren verzwaard en werd voorzien in een geheel nieuwe draagconstructie van ter plaatse gestort beton ter versterking van de bestaande (aangetaste) betonkolommen en er werden vier nieuwe staalplaatbetonvloeren toegevoegd.
De toren is voorzien van nieuwe daglichtopeningen en de gevel is geheel gereinigd en hersteld van nieuw voegwerk voorzien in de oorspronkelijke voegkleur. De betonnen kolommenstructuur is geheel hersteld en voorzien van een nieuwe grijze cementgebonden coating zodat deze weer egaal grijs is. De koepel is voorzien van een gepatineerd koperen bedekking. Op ongeveer 10 meter onder de koepel (op het niveau van het reservoir) is een buitengalerij aangebracht zodat het mogelijk is een rondje rond de toren te maken. De watertoren zal worden ingericht als kantoor met een woning. De woning bevindt zich op de onderste vier verdiepingen (circa 10,5 meter). De vier verdiepingen daarboven (ook circa 10,5 meter) zullen worden ingericht als kantoorruimte ten behoeve van het adviesbureau H4D Raadgevend Ingenieurs B.V. Boven het kantoor bevinden zich het reservoir en de panoramakoepel. Figuur 2.4 toont een afbeelding van de watertoren na de volledige renovatie. Figuur 2.5 toont de inrichtingstekening.
Figuur 2.4 Watertoren na volledige renovatie (Bron: Houben Vastgoed B.V.)
Figuur 2.5 Inrichtingstekening watertoren (Bron: Watertorendongen.nl)
Inmiddels bevindt de renovatie zich in de slotfase van de interne afbouw en is de initiatiefnemer voornemens de buitenruimte te herontwikkelen. Om dit te kunnen vormgeven is enige tijd geleden perceel DGN01 - N - 1184 aangekocht. Het perceel is voorheen intensief gebruikt voor het verbouwen van landbouwgewassen. Momenteel ligt de grond braak en wordt bewust niet bemest / gebruikt teneinde de grond op natuurlijke wijze te verschralen.
Het plangebied is gelegen aan de Watertorenstraat net buiten de bebouwde kom ten noorden van Dongen. Tussen Lage Ham en Watertorenstraat stroomt de Donge. Ook vanaf de Lage Ham is de watertoren goed zichtbaar omdat de percelen tussen de Lage Ham en de Watertorenstraat voornamelijk uit grasland bestaan (figuur 2.6).
Figuur 2.6 Watertoren zichtbaar vanaf de Lage Ham (Bron: Google Maps)
De oostkant van de Watertorenstraat wordt gekenmerkt door een rijtje woningen onderbroken door het buitenterrein van autodemontagebedrijf Van den Mosselaar Holding B.V. (figuur 2.7). Het bedrijf strekt zich uit langs de achterzijde van alle woningen. Binnen de inrichting worden autowrakken opgeslagen en gedemonteerd. Het bedrijf bestaat uit twee gebouwen. Eén van deze gebouwen staat direct ten zuidoosten van de watertoren op 20 meter afstand. De buitenruimte van de autodemontagebedrijf wordt gebruikt als tijdelijke opslag van bewerkte autowrakken. Dwars over het terrein van het autodemontagebedrijf loopt een hoogspanningsleiding, welke op termijn zal worden gesloopt als onderdeel van de uitbreiding van de 380 kV-lijn.
Figuur 2.7 Woningen aan de Watertorenstraat (Bron: Google Maps)
Aan de noord- en oostzijde is het plangebied omgeven door grasland. Het grasland ten noorden van de watertoren wordt van oost naar west doorsneden door een sloot.
Initiatiefnemer Houben Vastgoed B.V. wenst de buitenruimte rondom de watertoren te herbestemmen aan de hand van een drietal ambities, te weten natuurontwikkeling, therapieactiviteiten en behoud van de historische locomotief. In samenwerking met landschapsarchitectbureau 'Zichtlijn' heeft Houben Vastgoed B.V. een visiedocument ontwikkeld en afgestemd met de gemeente Dongen. De visie is opgenomen in bijlage 1 van voorliggend document.
In de toekomstige situatie zal het gebruik en/of de realisatie van benodigde parkeerruimte, een praktijkruimte voor tekentherapie, een natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk worden gemaakt. Figuur 2.8 toont de inrichtingstekening van de toekomstige situatie.
Figuur 2.8 Inrichtingstekening toekomstige situatie (Bron: Houben Vastgoed B.V.)
Met de beoogde ontwikkeling speelt de initiatiefnemer in op een aantal (beleids)doelstellingen en randvoorwaarden, te weten:
De initiatiefnemer wenst het middels de aanduiding 'erf' in het geldende bestemmingsplan voorziene bebouwde oppervlak (50 m2) voor de garage aan de voorzijde te laten vervallen aangezien het niet wenselijk is om dit bouwwerk vóór de toren te plaatsen. Een dergelijke situatie zou de aandacht van de toren kunnen afleiden en het wordt niet wenselijk geacht om parkeren direct voor of naast de toren mogelijk te maken.
Om de locomotief goed en droog te kunnen stallen is een loods nodig met een oppervlakte van 170 m2 (25 x 6,8 m). De praktijkruimte voor tekentherapie heeft een oppervlak van 70 m2 (10 x 7 m) nodig. Deze gebouwen 3 en 5 vormen het grootste volume en zullen in de oksel van de bestaande massieve bebouwing gerealiseerd worden, direct naast de bestaande bebouwing van het autodemontagebedrijf. Hierdoor zullen zoveel mogelijk zichtlijnen richting het achterliggende landschap gewaarborgd blijven. Het ligt in de bedoeling de bebouwing op te trekken in een duurzame en hoogwaardige materialisering en architectuur, passend bij de watertoren alsof deze gebouwen samen een ensemble vormen. Veel watertorens werden vroeger uitgevoerd met bijgebouwen als een pompgebouw of een beheerderswoning. Deze gebouwen hielden qua architectuur en materialisering duidelijk verband met de watertoren. Dit verband wenst de initiatiefnemer in voorliggende situatie ook te realiseren. Vanaf de zijde van de Watersticht zal de esthetische kwaliteit van het uitzicht toenemen omdat een deel van de aanwezige bedrijfshallen op het buurperceel daardoor aan het zicht zal worden onttrokken, evenals door de verschillende groenstructuren die gerealiseerd zullen worden. Het dakvlak van de loods voor de locomotief zal worden voorzien van zonnepanelen.
Verder is er de wens om een tuinhuis van 80 m2 (10x 8 m) te bouwen, dat als privégebouw gaat dienen. Het krijgt één bouwlaag met een groen dak met een paviljoenachtige uitstraling dat zal opgaan in de natuur. Aan de voorzijde wordt een lage muur gemetseld over de hele breedte die er oorspronkelijk vanaf 1923 heeft gestaan.
Het ligt in de bedoeling de bebouwing op te trekken in een duurzame en hoogwaardige materialisering en architectuur, passend bij de watertoren alsof deze gebouwen samen een ensemble vormen en voor een geleidelijke overgang van het bebouwd gebied naar het buitengebied zorgen. Dit ensemble refereert nadrukkelijk naar het verleden. Veel watertorens werden vroeger uitgevoerd met bijgebouwen als een pompgebouw en/of beheerderswoning. Deze gebouwen kenden vaak eenzelfde architectuur en materialisering als de watertoren zelf.
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Het relevante regionale beleid is opgenomen in paragraaf 3.4. Tot slot wordt in paragraaf 3.5 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De belangrijkste speerpunten uit de NOVI zijn:
Het stellen van de bovenstaande prioriteiten kan een situatie maken dat belangen soms botsen. Om in zo’n situatie keuzes te maken worden er drie afwegingsprincipes gebruikt:
De uitvoering van de NOVI moet gezamenlijk worden aangepakt. Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. Ook staat participatie centraal. Daarnaast is de NOVI continu in beweging. Het is de bedoeling dat het zich continu aanpast aan ontwikkelingen, in een permanent en cyclisch proces. Inwoners moeten een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing
De Nationale Omgevingsvisie wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en heeft geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied en de beoogde ontwikkeling.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) zijn dertien nationale belangen opgenomen. De volgende kunnen relevant zijn voor ruimtelijke plannen in de gemeente:
De regels in het besluit zijn concreet normstellend benoemd en moeten direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. De indirecte doorwerking komt enkel bij de Ecologische Hoofdstructuur en de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden voor. Het Barro voorziet verder in een hoofdstuk overige bepalingen en gaat gepaard met meerdere bijlagen. In deze bijlagen worden onder andere de belangen van de grote rivieren en defensie geografisch begrensd.
Toetsing
Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is een procesvereiste voor ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt (Bro art. 3.1.6 lid 2). “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Stedelijke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld een bedrijventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn ontwikkelingen, die nog niet eerder in een bestemmingsplan of ander juridisch verbindend ruimtelijk plan zijn opgenomen.
Toetsing
In voorliggende situatie worden op een perceel van circa 6.670 m2 de agrarische activiteiten gestaakt en omgezet naar een bestemming 'Tuin'. Deze activiteiten vallen in de categorie aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, ondergeschikt aan de hoofdfunctie. De planologisch toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wijzigt van 200 m2 naar 320 m2 en is noodzakelijk om de beoogde plannen te realiseren. De bestemming 'Kantoor' met bijbehorende woonfunctie blijven in tact.
Aangezien de bouwmogelijkheden niet meer toenemen dan 500 m2 en de ontwikkelingen geschaard kunnen worden onder de categorie aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten waarbij de hoofdfunctie niet wijzigt, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 Bro. Toetsing aan de ladder is derhalve niet noodzakelijk.
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het Rijksbeleid.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
De beoogde herbestemming heeft geen invloed op de vier opgestelde ambities. Wel moet de ontwikkeling in lijn zijn met de basisopgave waarin een veilige, gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit centraal staan. In hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten wordt onderbouwd waarom de beoogde ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op deze drie aspecten en waarom deze aspecten anderzijds geen belemmering vormen voor de ontwikkeling zelf. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de Omgevingsvisie Noord-Brabant geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen.
In oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. De verordening zorgt voor kaderstellende doorvertaling van de omgevingsvisie en het bestaande provinciaal beleid.
De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap in de implementatie van de Omgevingswet op provinciaal niveau. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Net zoals de Omgevingswet een groot aantal wetten vervangt, vervangt de Brabantse omgevingsverordening een aantal provinciale verordeningen. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vervangt de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant staan regels voor:
Binnen het thema 'stedelijke ontwikkeling en erfgoed' is het plangebied conform figuur 3.1 gelegen in 'concentratiegebied' (DGN01 - N - 389) en 'verstedelijking afweegbaar' (DGN01 - N - 1184). Voor een gedeelte van het plangebied geldt aanvullend de aanduiding 'complex van cultuurhistorisch belang'.
Figuur 3.1 Uitsnede kaart 'stedelijke ontwikkeling en erfgoed' (Bron: Provincie Noord-Brabant)
Binnen het thema 'basiskaart Landelijk gebied' wordt het perceel DGN01 - N - 1184 aangeduid als 'Landelijk gebied' en 'Gemengd landelijk gebied'.
Figuur 3.2 Uitsnede kaart 'Landelijk gebied' (Bron: Provincie Noord-Brabant)
In hoofdstuk 3 van de Interim omgevingsverordening zijn zogenoemde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
De volgende artikelen zijn relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Lid 1
Een bestemmingsplan geeft bij de evenwichtige toedeling van functies zoals opgenomen in hoofdstuk 3 Instructieregels aan gemeenten invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving.
Lid 2
Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt rekening gehouden met:
Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik
Lid 1
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:
Lid 2
Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk Gebied of een bestaand bouwperceel.
Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering
Lid 1
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd.
Lid 2
De lagenbenadering omvat de effecten op:
Lid 3
Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Artikel 3.8 Meerwaardecreatie
Lid 1
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
Lid 2
De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit, bedoeld in artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap kan deel uitmaken van de meerwaardecreatie.
Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Lid 1
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
Lid 2
Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
Lid 3
Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:
Lid 4
Ingeval er toepassing wordt gegeven aan het tweede lid onder b geldt dat een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd én over de besteding van dat fonds periodiek verslag wordt gedaan in het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken.
Artikel 3.29 Cultuurhistorische waarden
Een bestemmingsplan van toepassing op Cultuurhistorisch waardevol gebied:
Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in landelijk gebied
Lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Lid 2
Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:
Lid 3
Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:
Toetsing
Hierna wordt achtereenvolgens aan de relevante artikelen van de Interim omgevingsverordening getoetst.
Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Artikel 3.5 vormt de opmaat voor een goede omgevingskwaliteit. Onder een evenwichtige toedeling van functies wordt verstaan dat invulling wordt gegeven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Hiervoor moet rekening worden gehouden met:
Deze aspecten zijn in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant nader uitgewerkt in de artikelen 3.6 t/m 3.8. Daarnaast geldt voor ontwikkelingen in het landelijk gebied ook dat er sprake moet zijn van kwaliteitsverbetering (zie artikel 3.9). Deze artikelen worden hieronder nader toegelicht.
Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik
Wat betreft zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6) is het uitgangspunt van de provincie dat voor de toedeling van functies eerst de mogelijkheden in stedelijk gebied worden benut of de mogelijkheden binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing. Dit geldt niet in gevallen dat er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding, al dan niet gelijktijdig met de vestiging met de vestiging van een functie is toegestaan.
De beoogde ontwikkeling betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 onder i van het Bro, waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking niet hoeft worden toegepast. Met het voorliggende initiatief worden bouwwerken en functies toegevoegd ten behoeve van de bestaande functies in de watertoren. Hiermee wordt het principe van meervoudig ruimtegebruik op een duurzame manier toegepast, wat aansluit bij de principes uit artikel 3.6 van de Interim omgevingsverordening. De initiatiefnemer wenst het middels de aanduiding 'erf' in het geldende bestemmingsplan voorziene bebouwde oppervlak (50 m2) voor de garage aan de voorzijde te laten vervallen aangezien het niet wenselijk is om dit bouwwerk schuin rechts vóór de toren te plaatsen. Een dergelijke situatie zou de aandacht van de toren kunnen afleiden en het wordt niet wenselijk geacht om parkeren direct voor of naast de toren mogelijk te maken.
Het is wenselijk om het grootste volume (bebouwing 3 en 5) in de oksel van de bestaande massieve bebouwing te realiseren, direct naast de bestaande bebouwing van het autodemontagebedrijf. Hierdoor zullen zoveel mogelijk zichtlijnen richting het achterliggende landschap gewaarborgd blijven. Hiermee wordt ingespeeld op het principe om bouwwerken op het perceel te concentreren.
Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering
Wat betreft artikel 3.7 dient onderzocht te worden wat de effecten zijn op:
Met het effect op de ondergrond worden onder andere de aspecten bodem, grondwater en archeologische waarden bedoeld. De netwerklaag omvat aspecten zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer. In de beschouwing van de bovenste laag dienen aspecten zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu aan bod te komen. Hierbij dient te worden gekeken naar het verleden, heden en toekomst. De beoogde ontwikkeling mag geen negatieve effecten hebben op de waarden in de omgeving en dient ook in de toekomst geen beperkingen op te leveren voor de omgeving.
De toetsing van de gevolgen van het initiatief op bovengenoemde aspecten is uitgebreid uiteengezet in hoofdstuk 4 van voorliggend bestemmingsplan.
Artikel 3.8 Meerwaardecreatie
Bij de beoogde ontwikkeling wordt waar mogelijk uitgegaan van het principe meerwaardecreatie (artikel 3.8), waar bij een ontwikkeling sprake is van een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat en de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn. Met de beoogde ontwikkeling speelt de initiatiefnemer in op een aantal (beleids)doelstellingen en randvoorwaarden, te weten:
Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant eist, bij een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in het landelijk gebied, een fysieke kwaliteitsverbetering van de landschappelijke kwaliteit. De beoogde ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologisch en landschappelijke waarden en kenmerken van het plangebied en de nabije omgeving. Hier wordt nader op in gegaan in paragraaf 3.5.5 van voorliggend bestemmingsplan. Gesteld kan worden dat het initiatief in lijn is met artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Artikel 3.29 Cultuurhistorische waarden
Het plangebied ligt zoals weergegeven in figuur 3.1 in de zone 'Complex van cultuurhistorisch belang' (artikel 3.29). Een bestemmingsplan van toepassing op deze zone is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en kenmerken. Het initiatief levert een wezenlijke bijdrage aan de cultuurhistorische waarde van het plangebied en de directe omgeving en heeft relatie met omliggende landelijke bebouwing. In paragraaf 4.5.2 wordt nader ingegaan op dit aspect.
Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in landelijk gebied
Voor de beoogde ontwikkeling is daarnaast sprake van de vestiging van een niet-agrarische functie in landelijk gebied. Derhalve dient getoetst te worden aan artikel 3.73 uit de Interim omgevingsverordening. Door het beëindigen van de agrarische activiteiten ontstaat ruimte voor een landschappelijke inrichting van het terrein ter versterking van de watertoren en de bijbehorende bestaande (hoofd)functie. Bebouwing op het agrarisch perceel is niet aanwezig. De functies die nu toegevoegd worden hebben een cultuurhistorisch, duurzaam, natuurlijk en recreatief karakter. Vanwege het kleinschalige karakter en de maatschappelijke meerwaarde zijn deze functies dan ook goed inpasbaar. Het initiatief heeft nadrukkelijk geen betrekking op een kantoor met baliefunctie, lawaaisport of mestbewerking.
Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels over de omvang, publieksaantrekkende werking, welke specifieke gebruiksactiviteiten zijn toegestaan en dat opslag en stalling plaatsvindt in gebouwen. De regels in lid 3 zijn in mindere mate van toepassing en worden niet overschreden.
Met bovenstaande uitgangspunten wordt voldaan aan de regels met betrekking tot de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee is onderhavig initiatief in lijn met Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het provinciaal beleid.
Stichting RBT De Langstraat richt zich op het geografische gebied van de vier gemeenten, Dongen, Heusden, Loon op Zand en Waalwijk, onder de noemer van 'De Langstraat'. Het doel is om de aantrekkingskracht van het gebied te vergroten en daarmee meer (inter)nationale bezoekers te trekken. Dat wordt gedaan door het promoten van het toeristische en recreatieve aanbod en bijbehorende activiteiten. Maar ook door de mogelijkheden te bekijken voor een connectie met de diverse doelgroepen.
Dongen wil een gemeente zijn waar het prettig wonen, werken en leven is. Deze missie staat verwoord in de door de gemeenteraad vastgestelde Toekomstvisie Dongen 2025. Een verrassend aanbod van activiteiten, accommodaties, en bezienswaardigheden op het gebied van recreatie en toerisme draagt bij aan het realiseren van deze missie. Daarmee wordt Dongen aantrekkelijker voor (dag)recreanten, zowel binnen als buiten de gemeente. Zichtbaarheid van Dongen is daarbij van belang. Dat vraagt om gebiedscommunicatie.
Toetsing
In het beleid van Stichting RBT De Langstraat wordt in hun toeristische visie veel aandacht gegeven aan recreatie, cultuur, natuur en educatie. Ook de watertoren wordt in het beleid als (potentiële) trekpleister benoemd. De beoogde ontwikkeling betreft een duurzaam initiatief met een maatschappelijke meerwaarde met het oog op de in het beleid genoemde aandachtspunten. Bestaande ruimte wordt op een aantrekkelijke manier aangevuld om de beleving te optimaliseren. Beoogde ontwikkeling draagt in zekere mate bij aan het beleid van Stichting RBT De Langstraat.
De beoogde ontwikkeling is in lijn met het regionaal beleid.
Een uitsnede van de structuurvisiekaart is weergegeven in figuur 3.3. Het plangebied aan de Watertorenstraat ligt op de grens van het bestaand bebouwd gebied en het landelijk gebied, in het verlengde van het cultuurhistorisch bebouwingslint Lage Ham. Op de structuurvisiekaart valt de planlocatie binnen de ruimtelijke structuur 'ontwikkelen extensieve recreatie'. Daarnaast bevindt het plangebied zich direct naast een zone die is aangeduid als woon-werkkavels. Een belangrijk aspect van de structuurvisiekaart is de afstemming tussen de (agrarische) ontwikkelingsmogelijkheden en de waarden van natuur en landschap.
Figuur 3.3 Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Dongen (Bron: Gemeente Dongen)
De gebiedsvisie van de gemeente Dongen is opgenomen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Hierin zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid gekoppeld aan de beleidskaart. In aanvulling hierop is een aantal specifieke beleidsthema`s verder uitgediept.
Het buitengebied van Dongen is al lang niet meer het exclusieve domein van de landbouw. Het wordt steeds meer een multifunctionele ruimte waar gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. Het ruimtelijke beleid voor het buitengebied speelt daarom in op de veranderende positie en functie van het landelijk gebied. Ontwikkelingen zullen worden getoetst op hun ruimtelijke en economische bijdrage aan het landelijk gebied. Als hoofddoelstelling voor het buitengebied geldt daarom: ‘Behoud en ontwikkeling van de economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied’.
Het gaat daarbij nadrukkelijk om de combinatie en de onderlinge versterking van economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Er wordt gezocht naar een breder sociaal-economisch draagvlak dat tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied.
De cultuurhistorische bebouwingslinten hebben een zeer hoge waardering gekregen. Het bebouwingsbeeld van de Lage Ham bestaat overwegend uit vrijstaande, een- en tweelaagse bebouwing, met de nokrichting parallel aan de straat en een eenvormige rooilijn. De bebouwingslinten en ontginningsassen zijn bepalend voor de ruimtelijke structuur van de gemeente en dienen als zodanig behouden te blijven.
Wat betreft de cultuurhistorische waarde van de bebouwingslinten in de gemeente wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën: kwaliteit zeer hoog, hoog en redelijk hoog. Behoud en versterking van deze kwaliteiten is van groot belang. Belangrijkste ruimtelijk en functionele kenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van de linten zijn het kenmerkende gedifferentieerde bebouwingspatroon met karakteristieke (historische) bebouwing, variatie in functies en gebruik en beeldbepalende groenelementen van (open) particuliere kavels en erven en structuren in de openbare ruimte. Ontwikkelingen met betrekking tot functieveranderingen en nieuwe bebouwingselementen kunnen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de bebouwingslinten onder druk zetten. Nieuwe ontwikkelingen zullen daarom te allen tijde binnen de kleinschalige context van de linten moeten worden bezien. Grootschalige ontwikkelingen zoals glastuinbouw passen daar bijvoorbeeld niet bij. De welstandsnota, waarin de waarden van de bebouwingslinten zijn beschreven en waarin gebiedsgerichte welstandscriteria voor de bebouwingslinten zijn gegeven, vormt hiervoor samen met groenstructuurplannen het toetsingskader.
Daarnaast vormt het versterken van de beleefbaarheid van het riviertje de Donge een belangrijk aandachtspunt in de Structuurvisie Dongen 2020. Binnen de kern Dongen en op Tichelrijt is vergroting van de beleefbaarheid van de Donge gewenst. Hieraan kan invulling worden gegeven door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling grenzend aan de Donge, dit cultuurhistorische waardevolle water als strategische randvoorwaarde in het stedenbouwkundig ontwerp mee te nemen. Tevens door de openbaarheid van de Donge te vergroten door het creëren van wandel- en fietsmogelijkheden langs de beek en door ter plaatse van kruispunten met wegen de Donge beter zichtbaar en beleefbaar te maken.
Toetsing
Voor de Lage Ham, Groenstraat en Watertorenstraat is als ruimtelijk kader vastgesteld dat de bredere perceellering vastgehouden dient te worden om de ruime opzet met doorzichten te waarborgen. Daarnaast wil men de groene open voorruimte bij teruggelegen bebouwing waarborgen. Bij percelen met veel verharding, wil men vergroening in het voorste deel aan het lint aanmoedigen door parkeerruimte in te kaderen. Stedenbouwkundig is de lengterichting dominant en wenst men de (bedrijfs)bebouwing achter het lint te situeren. Van de beoogde situatie is een stedenbouwkundige en landschappelijke inrichtingstekening opgesteld, zie figuur 2.8 en bijlage 1. Deze sluit aan bij de gebiedsvisie voor de Lage Ham, Groenstraat en Watertorenstraat.
De beoogde ontwikkeling van het terrein rondom de watertoren betreft een duurzaam initiatief met een maatschappelijke meerwaarde op het gebied van natuur, recreatie, cultuurhistorie en educatie. Dit gaat met het oog op de landschapstuin, voedselbos, watertoren en spoorrails en de historische locomotief gepaard met een (beperkte) openstelling voor publiek, waardoor meerdere mensen kunnen genieten en betrokken kunnen zijn bij het initiatief. Beleefbaarheid van de zone op de grens van het bestaand stedelijk gebied naar het open landelijk gebied wordt versterkt met aandacht voor zichtlijnen en meervoudig ruimtegebruik. Voor wat betreft de nieuw te realiseren bebouwing zal aansluiting worden gezocht bij de stijl en karakter van de watertoren. Gezien het bovenstaande acht de gemeente Dongen het acceptabel om voor deze locatie 350 m2 aan bijbehorende bouwwerken toe te staan in plaats van 200 m2, wat in de bestaande situatie van toepassing is.
Dit document vormt het raamwerk voor de nader uit te werken omgevingsvisie van gemeente Dongen. In dit raamwerk schetst de gemeente een beeld van de ambities, stand van zaken en de opgaves waar de komende jaren aan gewerkt gaat worden. Dit raamwerk voor de omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid en brengt, geheel in de geest van de Omgevingswet, meerdere beleidsterreinen samen in één visie.
In het raamwerk omgevingsvisie 1.0 zijn vier lijnen benoemd van waaruit wordt gebouwd aan de gemeente: er wordt ruimte geboden aan het Dongens DNA, de economie van morgen, de (gezonde) leefomgeving en het klimaat.
Dongens DNA
Om ruimte te bieden aan het Dongens DNA wordt geïnvesteerd in:
De gemeente neemt de identiteit van een gebied als een van de pijlers voor de ontwikkelingen in de leefomgeving. Samen met inwoners brengt de gemeente de kwaliteiten en basiswaarden van een gebied in kaart om vervolgens aan de gewenste ontwikkeling te kunnen gaan bouwen.
Het Dongens DNA komt niet alleen terug in cultuur, ook in het landschap zijn er fysieke kenmerken terug te vinden die verwijzen naar hoe Dongen zo geworden is. Karakteristieke dorpsgezichten krijgen een nieuwe invulling om zo ons fysiek Dongens DNA te behouden.
Al jaren is er sprake van een groeiende individuele keuzevrijheid en ruimte voor het individu, ook in de gemeente Dongen. Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van en behoefte aan duidelijke collectieve opvattingen en collectief gedrag. De uitdaging ligt in het samenbrengen en faciliteren van beide bewegingen. Ruimte blijven bieden aan verenigingen en evenementen én aandacht hebben voor het faciliteren van individuele ontmoetingen.
De rol van de gemeente verandert. Aan de ene kant wordt van de gemeente gevraagd om zo veel mogelijk ruimte te bieden aan onze initiatiefrijke en vindingrijke inwoners. Aan de andere kant is bij grotere opgaves waar de vindingrijkheid en initiatiefrijkheid goed gebruikt kan worden een sterkere en meer faciliterende rol van de gemeente nodig.
Economie van morgen
Om ruimte te bieden aan de economie van morgen, wordt geïnvesteerd in:
De bedrijven vormen het kloppende hart van de economie. Er wordt ingezet op kwaliteitsverbetering en
efficiënt en duurzaam ruimtegebruik van de huidige bedrijventerreinen met aandacht voor gezondheid.
De gemeente Dongen zet daarom in op een samenwerking tussen onderwijsinstelling en bedrijfsleven om maatwerk te leveren in het opleiden, bijscholen en omscholen van (toekomstige) werknemers.
Het centrum is levendig, het is prettig wonen, winkelen en ontmoeten. De voorzieningen (winkels, horeca, maatschappelijk) zijn afgestemd op de wensen van bewoners en ondernemers. Het centrum heeft een aantrekkelijke openbare ruimte in combinatie met woningbouw. Het centrum is goed bereikbaar met gratis parkeren.
De ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied - rust, groen en ruimte - zijn van groot belang voor een aantrekkelijke leefomgeving en voor onze gezondheid, maar vormen ook een belangrijke economische factor. De gemeente wenst daarom die kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en te versterken. De ondernemers in het buitengebied worden waar mogelijk geholpen een goede balans te vinden tussen agrarische ontwikkelingen, landbouwfuncties, landschappelijke waarden en ontwikkelingen zoals recreatie.
De mobiliteit wordt bevorderd door aan te sluiten op het regionale netwerk van fietsroutes dat inwoners, forenzen en bezoekers kiezen voor vervoer per fiets. Voor het toenemend aanbod van elektrische auto’s wordt voorzien in elektrische laadpalen.
Een gezonde leefomgeving
Om ruimte te bieden voor een gezonde leefomgeving, wordt geïnvesteerd in:
Met ruimte voor nieuwe woonconcepten (met onder andere slimme oplossingen voor zorg en ondersteuning), ruimte voor het toenemend aantal eengezinshuishoudens en 75-plussers en ruimte voor nieuwe inwoners (uitbreiding van de woningvoorraad in de periode tot 2030).
De gemeente investeert in groen in de woon- en leefomgeving. Het groen biedt volop mogelijkheden om in te spelen, sporten, ontspannen en ontmoeten. Het groen draagt bij aan biodiversiteit, klimaatbestendigheid en aantrekkelijkheid van de gemeente.
De gemeente investeert in veiligheid: fysiek en sociaal, vanuit preventie. Met een goed voorzieningenniveau. Gemeente stuurt op multifunctionele voorzieningen en levendige plekken waar inwoners van diverse doelgroepen en leeftijdsgroepen elkaar ontmoeten.
We investeren in toegankelijkheid van onze voorzieningen voor alle inwoners. En hebben ook voor aansluiting en verbinding van doelgroepen die op enige wijze drempels ervaren in het deelnemen in de samenleving.
Klimaat
Om ruimte te bieden aan het klimaat, wordt geïnvesteerd in:
Het verduurzamen van Dongen kan alleen slagen wanneer de gemeente dat met zowel inwoners als bedrijven doet. Dit vraagt om een besef wat er gaande is omtrent het klimaat en dat diverse partijen samen aan zet zijn om dit tij te keren. Er wordt gestreefd om uiteindelijk naar gezamenlijke- en inwonerinitiatieven te komen voor het leefbaar houden van de woonomgeving of verduurzamen van woningen en bedrijven.
Het wordt mogelijk gemaakt om met behulp van duurzame warmtebronnen zoals geo- en aquathermie, warmtenetten en restwarmte van onze bedrijven onze woningen te verwarmen. Er wordt ruimte gemaakt voor de opwek van duurzame energie, er wordt aangesloten bij regionale initiatieven en er wordt voor gezorgd dat iedereen over de kennis kan beschikken om zijn of haar woning te verduurzamen.
De gemeente zorgt ervoor dat hitte, verdroging of wateroverlast de leefomgeving of gezondheid niet beïnvloeden. Regen- of grondwater is beschikbaar voor plant en dier. Hierbij zet de gemeente in op minder verstening en meer ruimte voor waterberging. Samen met een uitgebalanceerd openbaar en particulier groen zorgt dit voor voldoende afkoeling en minder wateroverlast of verdroging.
De gemeente staat open voor nieuwe ontwikkelingen en technologieën die een bijdrage leveren aan de klimaatopgave energie en duurzaamheid.
Toetsing
Met de beoogde ontwikkeling wordt ingespeeld op de vier lijnen uit dit beleidsdocument. Het gaat om een toekomstgerichte ontwikkeling waarbij op een innovatieve, duurzame en gezonde manier wordt ingespeeld op het behoud van het Dongens DNA en het versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied. De cultuurhistorisch waardevolle watertoren op de grens van het bebouwd gebied naar het buitengebied krijgt middels de de toevoeging van passende aanvullende activiteiten nog meer waarde. Leefbaarheid en beleefbaarheid van cultureel erfgoed worden middels de ontwikkeling extra versterkt. Bovendien worden landschappelijke waarden aan het gebied toegevoegd en liggen er nadrukkelijk kansen om bij de nadere uitwerking van de plannen duurzaamheid, klimaatadaptatie en gezondheid te integreren. Gemeente Dongen kan onder het principe 'ja, mits' de ruimte bieden om voorliggend vindingrijke initiatief te faciliteren.
In de periode april 2015 - februari 2016 heeft de gemeente Dongen de Toekomstvisie 2025 'Investeren in relaties' gemaakt. De toekomstvisie is tot stand gekomen met de inwoners, ondernemers, instellingen, verenigingen en stichtingen.
In de toekomstvisie wordt aangegeven voor welke ontwikkelingen de gemeente voor staat. Daarnaast wordt een beeld geschetst van de gemeente in 2025. Deze visie is uitgewerkt aan de hand van vijf pijlers. Dat zijn de belangrijkste opgaven waar onze gemeente, onze gemeenschap, de komende jaren voor staat:
• Dongen als woon- en leefgemeente: Dongen Leeft!
• Zorg om en voor inwoners: Dongen Zorgt!
• Veiligheid: Veilig Dongen!
• Economie en werkgelegenheid: Dongen Onderneemt!
• Dienstverlening: Dongen Dient!
Dongen is een landelijke gemeente en bevindt zich in een regio met veel recreatie. Van oudsher is Dongen niet echt een verblijfs- of recreatiegemeente. Maar de laatste jaren zijn er de nodige ontwikkelingen op dat gebied geweest. Tegelijkertijd neemt in de regio, met de ontwikkelingen bij de Efteling en de Beekse Bergen, het langdurig verblijf in de regio toe. Zowel op het gebied van recreatie als verblijf zijn binnen Dongen meer ontwikkelingen realiseerbaar. Er is ruimte om het aantal bedden in de gemeente te vergroten. Het is goed om aansluiting te zoeken bij Hart van Brabant, waar beleidsmatig en projectmatig vorm gegeven wordt aan recreatie en leisure. En meer specifiek liggen er kansen in de samenwerking met de Langstraat-gemeenten.
Op het gebied van economie en werkgelegenheid wordt op lokaal niveau samengewerkt. Winkeliersvereniging Dongen Promotion, Horeca Dongen, Verenigd Ondernemers Contact Dongen, ZLTO, de partners van “Verrassend Dongen” zijn natuurlijke en voor de hand liggende partners. Met deze partijen wordt periodiek overleg gepleegd. Daarnaast werkt de regio Hart van Brabant samen op het gebied van economie. De velden waar Hart van Brabant zich mee bezig houdt, zijn niet allemaal werkvelden die in Dongen direct terug te vinden zijn. Dongen kan aansluiting met name vinden op het gebied van zorg, onderwijs en recreatie. Op het gebied van re-integratie of werkgeversdienstverlening biedt de samenwerking binnen Hart van Brabant en de Diamantgroep voordelen. Werkgelegenheid houdt immers niet op bij de gemeentegrenzen. Een gezamenlijke en op elkaar afgestemde benadering van werkgevers draagt bij aan de plaatsing van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Toetsing
De ambities die in de toekomstvisie 2025 aan bod komen hebben in zekere mate betrekking op de beoogde ontwikkeling aan de Watertorenstraat. Van belang is dat de vijf pijlers uit de visie op gezette tijden worden geactualiseerd en aangescherpt. Met behulp van een strategische agenda kan het gemeentebestuur jaarlijks aandachtspunten benoemen en concrete acties uitzetten. Daarmee krijgt een redelijk statische toekomstvisie die is opgesteld met de kennis en de ideeën van nu, in de loop van de tijd een meer dynamisch karakter. Het biedt de gemeente de mogelijkheid om mee te gaan met toekomstige ontwikkelingen, zo ook de ambities die de initiatiefnemer bij het voorliggende initiatief voor ogen heeft. Meegaan met de tijd en inspelen op actuele wensen vanuit de markt vormt hierbij het speerpunt. Het college heeft voor ogen om deze strategische agenda steeds bij de perspectief- of prioriteitennota te herijken en aan te bieden aan de gemeenteraad. De raad kan uitspraken doen, die vervolgens worden vertaald in de gemeentelijke begroting.
De bebouwde omgeving bestaat uit verschillende woon- en werkgebieden zoals: historische dorpscentra, individuele woningen en kleinschalige woningbouwprojecten van voor de tweede wereldoorlog, naoorlogse woonwijken en bedrijventerreinen. Voor de gebiedsgerichte criteria is Dongen onderverdeeld in de deelgebieden (figuur 3.4):
• Historische lintbebouwing;
• Dorpswonen;
• Woongebieden;
• Bedrijventerreinen.
Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk in het deelgebied 'historische lintbebouwing'. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan. De gronden met een agrarische bestemming vormen geen onderdeel van de Welstandsnota.
Figuur 3.4 Deelgebieden Dongen met aanduiding plangebied in geel (Bron: Gemeente Dongen)
De kern Dongen is ontstaan als een agrarische nederzetting. Het dorp ontwikkelde zich in aansluiting op het oorspronkelijke bebouwingslint van de Lage Ham – Hoge Ham - Eindsestraat en de bebouwing in de omgeving van de Protestantse Kerk aan de Kerkstraat. Langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan. Veel van deze bebouwingslinten is bewaard gebleven. De linten vormen een driehoekige structuur waarbinnen het centrum is gegroeid en waar omheen de latere woonwijken zijn gerealiseerd. Vanwege het historische belang dat de Donge en het beekdal van de Donge hebben gehad voor het ontstaan en de ontwikkeling van Dongen wordt ook dit gebied bij de historische laag gerekend.
Binnen de historische lintbebouwing zijn de volgende onderdelen te onderscheiden:
In navolgende tekst wordt ingegaan op het welstandsaspect van de Lage Ham.
Bebouwing en omgeving
Lage Ham is onderdeel van een lange, oorspronkelijk agrarische, ontginningsas waaraan Dongen is ontstaan. Langs het lint is veel agrarische bebouwing terug te vinden en incidenteel staan er kleinschalige fabrieksgebouwen. Het lint is in de loop der jaren verdicht met woningen en bedrijvigheid maar het ruime groene karakter is gebleven. De bebouwing is vrijstaand met diepe voortuinen. Opvallend is het asymmetrische profiel. Langs de westzijde van de weg loopt de Donge. De kavels aan die zijde worden ontsloten door bruggetjes. De afstand van de bebouwing tot de weg kent een grote variatie.
Massa en vorm
Beeldbepalend is de grote boerderijbebouwing met bijgebouwen en de riante woonbebouwing uit verschillende bouwperioden en bouwstijlen. De bebouwing bestaat over het algemeen uit één of twee bouwlagen met een kap. De kapvormen kennen veel variatie: zadeldaken, wolfsdaken, schilddaken en mansardedaken in langs- en haaksrichting. De verdiepingshoogte en nokhoogte van de oudere panden is vrij hoog.
Detaillering, kleur en materiaal
Langs de Lage Ham staan veel panden met oude originele gevels en detaillering zoals speklagen, lateien, daklijsten, luiken, etc. Zowel bij de oude als nieuwe bebouwing zijn gevels opgetrokken uit baksteen en hout. Daken zijn bedekt donkere dakpannen en incidenteel met riet.
Toetsing
Wat betreft de beoogde ontwikkeling gaat het om de functiewijziging van een agrarische bestemming naar een tuinbestemming. De gecombineerde kantoor- en woonfunctie blijft behouden. De waardevolle bebouwing van de watertoren blijft in tact en wordt door de beoogde ontwikkeling nog meer onder de aandacht gebracht. Gesteld kan worden dat de beoogde ontwikkeling in zijn geheel een positieve bijdrage levert aan het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en het straatbeeld. Bovendien worden zichtlijnen richting het open landschap gewaarborgd. De ontwikkeling sluit hiermee aan op de Welstandsnota.
Binnen de gemeente Dongen is het afsprakenkader van de regio Hart van Brabant van toepassing. Op 26 november 2015 is de notitie ‘Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant, actualisering 2015’ vastgesteld. In deze notitie worden drie categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen onderscheiden:
Toetsing
In afstemming met de provincie is bepaald dat de beoogde ontwikkeling in categorie 3 valt. Dit zijn ontwikkelingen met een grote impact waarbij naast een landschappelijke inpassing een kwaliteitsverbetering van het landschap moet plaatsvinden. Het afsprakenkader geeft richting aan de minimale kwaliteitsverbetering. De kwaliteitsverbetering komt bovenop de verplichte landschappelijke inpassing.
Deze kwaliteitsverbetering kan op onderstaande wijze, of een combinatie daarvan, geeffectueerd worden:
Diverse fysieke en zichtbare verbeteringen in het landschap dragen bij aan de kwaliteitsverbetering.
Door de gemeente Dongen wordt een rekenmethodiek gehanteerd waarmee de waardevermeerdering van de gewijzigde situatie wordt berekend. Minimaal 20% van deze waardevermeerdering moet in de kwaliteitsverbetering worden geïnvesteerd.
Voor de beoogde ontwikkeling aan de Watertorenstraat is in samenspraak met de gemeente een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting voor realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing opgenomen. De verplichting geldt voor de randen van het perceel. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen als bijlage 1 bij de regels van voorliggend bestemmingsplan.
Op grond van de rekenmethodiek van de gemeente Dongen is de benodigde waarde van de kwaliteitsverbetering berekend. Conform de normbedragen op basis van de Stimuleringsregeling landschap Noord-Brabant (Stika, versie 29 april 2022) zal initiatiefnemer via aanleg van 341 m2 (0,0341 ha) aan bloemrijk grasland en 602 m2 (0,0602 ha) aan struikensingel bestaande uit eenjarig bewortelde stek aan de grenzen van het plangebied waar de aanduiding 'landschappelijke inpassing' van kracht is, een investering doen in de vorm van aanleg, onderhoud en jaarlijks beheer.
De berekening is opgenomen in bijlage 2. Met de beoogde investering wordt voldaan aan de benodigde landschapsinvesteringsregeling van de gemeente Dongen.
De beoogde ontwikkeling is in lijn met het gemeentelijk beleid.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).
Bij voorliggende ontwikkeling is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject aangezien het gaat om een kleinschalige functiewijziging met beperkte bouwmogelijkheden ter ondersteuning van de bestaande functie. Hier geldt daarom geen mer-beoordelingsplicht en kan verwezen worden naar jurisprudentie ECLI:NL:RVS:2021:1967.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren Dongen'. Conform dit beleid wordt de bovenkant van de bandbreedte aangehouden. Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in gebied buiten de bebouwde kom aangehouden. De gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen in de gemeente Dongen en wordt ontsloten via de Groenstraat/Lage Ham en de Watertorenstraat. Richting het noorden sluit de Groenstraat/Lage Ham aan op de Provincialeweg. Richting het zuiden wordt via de rotonde ontsloten op de Noorderlaan - Westerlaan (richting Oosterhout), de Beljaartlaan (richting Kaatsheuvel) en de Hoge Ham welke aansluit op de Gasthuisstraat/Monseigneur Poelsstraat en het centrum van Dongen. De Westerlaan en de Gasthuisstraat (gaat over in de Middellaan) zijn beide aangesloten op de N629 welke in verbinding staat met de A27.
Het plangebied ligt net buiten de bebouwde kom. Voor wat betreft de Groenstraat, Lage Ham en de Watertorenstraat geldt een maximum snelheid van 60 km/h. De ontsluiting van het gemotoriseerde verkeer is goed.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte 'Oosteind, Provincialeweg' is op een afstand van circa 650 meter gesitueerd. Deze halte wordt bediend door buurtbussen in de richtingen 's-Gravenmoer en Oosterhout met een frequentie van één keer per uur. De dichtstbijzijnde halte ten behoeve van lijnbussen die rijden in de richtingen Tilburg en Oosterhout/Breda bevindt zich op een afstand van circa 2 kilometer.
Langzaam verkeer
Het fietsverkeer op de Lage Ham, Groenstraat en de Watertorenstraat wordt gemengd met het overige verkeer afgewikkeld. Er zijn, in tegenstelling tot de richtlijnen wegen met een maximum snelheid van 60 km/h, geen vrijliggende fietspaden aanwezig. Wel zijn op de Groenstraat en Lage Ham fietsstroken aangeduid.
Parkeren
Zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Dongen', zijn binnen de gemeentegrenzen de 'Parkeernormen gemeente Dongen' (01-07-2020) van kracht. Aan de hand van deze parkeernormen kan de toekomstige parkeerbehoefte van het plangebied worden berekend. Conform de gebiedsindeling uit dit parkeernormenbeleid ligt het plangebied in 'Gebied buiten bebouwde kom'.
Voor de bestaande woning in de watertoren (circa 380 m2 BVO) wordt aangesloten bij de parkeernorm voor een vrijstaande woning in het buitengebied, welke maximaal 2,8 bedraagt. In deze norm is een bezoekersaandeel van 0,3 parkeerplaats opgenomen. De bestaande kantoorfunctie heeft een bruto vloeroppervlak van 275 m2 en heeft een maximale parkeerbehoefte van (2,75 x 2,8) 7,7 parkeerplaatsen. Hierin is een bezoekersaandeel van 5% opgenomen. In de toekomstige situatie zal het gebruik en/of de realisatie van een praktijkruimte voor tekentherapie, een natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk worden gemaakt. De activiteiten die hier plaats zullen vinden vallen in de categorie aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, welke bij woningen rechtstreeks toegestaan zijn en waarvan de parkeerbehoefte onder de hoofdfunctie geschaard kan worden.
De totale formele parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt daarom (2,8 + 7,7) 10,5 parkeerplaatsen. Op eigen terrein zullen 11 parkeerplaatsen worden aangelegd, waarmee in de behoefte kan worden voorzien.
Bij de beoogde ontwikkeling (met daarbij de beperkte openstelling van het terrein) is in de praktijk echter een lichte toename van het aantal verkeersbewegingen voorstelbaar. Een toename van het aantal verkeersbewegingen leidt tot een toenemende behoefte aan (fiets)parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is een specifieke ruimte aangewezen waar indien noodzakelijk uitbreiding van het parkeeraanbod kan plaatsvinden. Deze ruimte is met rode arcering weergegeven in figuur 4.1. Parkeren in de openbare ruimte / in de bermen is uitermate onwenselijk. In de specifieke gebruiksregels (artikel 7) van dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen met betrekking tot deze beperkte openstelling van het terrein, waarbij tevens is geborgd dat (fiets)parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
Figuur 4.1 Parkeeroplossing regulier en aanvullend
(Bron: Houben Vastgoed B.V.)
Verkeersgeneratie & verkeersafwikkeling
Ter bepaling van de hoeveelheid verkeer dat door deze ontwikkeling wordt gegenereerd, zijn kencijfers van het CROW (publicatie 381, 2018) gebruikt. De omvang van de verkeersgeneratie wordt onder andere bepaald door de locatie van het plangebied. In deze situatie ligt het plangebied in buitengebied in een matig stedelijke gemeente (volgens de adressendichtheid van het CBS).
In de toekomstige situatie zal het gebruik en/of de realisatie van benodigde parkeerruimte, een praktijkruimte voor tekentherapie, een natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk worden gemaakt. Deze activiteiten vallen in de categorie aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, welke bij woningen rechtstreeks toegestaan zijn en waarvan de verkeersgeneratie onder de hoofdfunctie geschaard kan worden. De ontwikkeling heeft als doel om voorzieningen van de watertoren uit te breiden en de activiteiten te intensiveren. In dat opzicht kan er in de praktijk een toename van het aantal verkeersbewegingen worden verwacht. Echter zal deze toename dermate beperkt zijn dat deze zonder problemen kan worden afgewikkeld op de Watertorenstraat, zonder daarbij de maximale capaciteit van de weg te bereiken. Op de Watertorenstraat zal de eventuele beperkte toename dan ook nauwelijks merkbaar zijn en opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Onderscheid wordt gemaakt in afstandstappen van 0, 10, 30, 50, 100, 200, etc. meter.
Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Het plangebied is gelegen binnen lintbebouwing in het buitengebied waarmee de omgeving getypeerd kan worden als 'rustig buitengebied'.
In de directe omgeving van het plangebied is autodemontagebedrijf Van den Mosselaar Holding B.V. gevestigd (Watertorenstraat 6). In opdracht van de huidige eigenaar van de watertoren is in een eerder stadium onderzoek naar de mogelijkheden tot bewoning van de watertoren uitgevoerd. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt in het rapport met kenmerk '151682, Oranjewoud april 2005' (bijlage 3) het volgende geconcludeerd.
De bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende milieubelasting van autodemontagebedrijf Van den Mosselaar heeft een minimale impact op de leefomgeving in en in de directe omgeving van de watertoren. De komst van een woning en de kantoorfunctie leidt niet tot wezenlijke beperkingen voor autodemontagebedrijf Van den Mosselaar.
De onderzoeken van Oranjewoud zijn ter beoordeling voorgelegd aan de milieudienst van de gemeente Dongen. Per brief van 20 juni 2005 heeft de gemeente aangegeven dat voor een woon- en kantoorfunctie in de watertoren wordt voldaan aan de wettelijke eisen betreffende de aspecten stof, gevaar, geur en geluid. De bedrijfsvoering van autodemontagebedrijf Van den Mosselaar betekende derhalve geen belemmering voor realisatie van de woning en de kantoorfunctie.
De woning is daarnaast geen gevoelig object ten opzichte van de eigen inrichting. De woning hoeft derhalve niet getoetst te worden aan de wettelijke milieunormen en de richtafstanden uit de VNG-brochure ten opzichte van de eigen inrichting.
In de toekomstige situatie zal het gebruik en/of de realisatie van benodigde parkeerruimte, een praktijkruimte voor tekentherapie, een natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk worden gemaakt. Dit zijn minder gevoeligere functies dan een woning. Derhalve kan geconcludeerd worden dat ook voor de buitenruimte sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Normstelling en beleid
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgelegd op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder andere het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Erfgoedverordening gemeente Dongen 2016
De erfgoedverordening is op 13 oktober 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn verstoringen uitgezonderd in een gebied:
Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Toetsing
De gemeenteraad heeft op 10 februari 2011 de archeologische beleidskaart vastgesteld (figuur 4.1). Deze kaart moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Bodemingrepen zijn hier in principe niet toegestaan. Indien een ingreep dieper gaat dan 0,5 meter minus het bestaande maaiveld en een planoppervlak heeft van 100 m² (vrijstellingsgrens uit de Monumentenwet) of meer is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Omdat het aspect archeologie ook is geregeld in het geldende bestemmingsplan 'Dongen Buitengebied' (zie paragraaf 1.3) is de regeling daarin leidend. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied (gedeeltelijk) een archeologische dubbelbestemming.
Figuur 4.1 Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen (Bron: gemeente Dongen)
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is - voor het gebied waar aanvullende grondroerende werkzaamheden plaatsvinden - een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het archeologisch onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 5.
Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied een lage archeologische verwachting heeft voor de periode Laat-Neolithicum – Midden-Neolithicum en Late Middeleeuwen Nieuwe tijd en geen verwachting voor de periode Laat-Neolithicum – Middeleeuwen. In het grootste deel van het plangebied is een dun pakket laagglaciaal dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden) op laatpleniglaciale nat-eolische zanden (Formatie van Boxtel) aangetroffen. In het uiterste westen van het plangebied zijn holocene beekopvullingen van de Donge aangetroffen. Op de zanden is een matig dik antropogeen eerddek aanwezig, dat na de ontginning van het gebied in de Late Middeleeuwen is aangebracht. In het plangebied zijn geen aanwijzingen voor de (voormalige) aanwezigheid van podzolbodems waargenomen. In meerdere boringen is een AC-horizont waargenomen en komen roestvlekken binnen 50 cm -mv voor. De bodem kan worden geclassificeerd als een beekeerdgrond. Dit bodemtype is kenmerkend voor gebieden met hoge grondwaterstanden. Door de aanwezigheid van dit bodemtype en de afwezigheid van podzolbodems kan worden geconcludeerd dat het gebied gedurende het Holoceen altijd nat is geweest. De archeologische verwachting, voor de periode Laat-Paleolithicum – Midden-Neolithicum kan daarom worden bijgesteld van hoog naar laag. De verwachting voor latere perioden (geen of lage verwachting) blijft hetzelfde.
Bodemroerende werkzaamheden in het plangebied vormen daarom geen bedreiging voor archeologisch erfgoed. Er wordt geadviseerd om bij de ophanden zijnde bestemmingsplanwijziging geen dubbelbestemming 'waarde - archeologie' op het plangebied te leggen. Dit betekent dat toekomstige vergunningplichtige werkzaamheden zonder verder archeologisch onderzoek kunnen worden uitgevoerd.
Met het gegeven selectieadvies, geen dubbelbestemming 'waarde-archeologie' op het plangebied te leggen, kan worden ingestemd. Monumentenhuis Brabant adviseert dat het omschreven gebied wordt vrijgegeven voor de voorziene planontwikkeling en (bouw)vergunning wordt verleend door de Gemeente Dongen onder voorwaarde, dat bij eventuele toevalsvondsten hiervan melding wordt gedaan conform art. 5.10 van de Erfgoedwet, die vanaf 1 juli 2016 van kracht is.
Toetsingskader
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)
De 'Cultuurhistorische waardenkaart' (vastgesteld 26 september 2006) van de provincie Noord-Brabant vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).
De Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie is in de gemeente vertaald naar de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen (vastgesteld op 15 januari 2014).
Toetsing
In figuur 4.2 is het projectgebied weergegeven in de uitsnede van de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen. Uit deze waardenkaart blijkt dat het projectgebied niet aangeduid is als een bepaald gebiedstype. Op korte afstand van het plangebied bevinden zich echter wel gebiedstype 1, een waterweg en historische bebossing / park.
Voor wat betreft gebiedstype 1 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing met eventueel het aanwezige groen en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst van identiteitsbepalende objecten.
Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Dongen met aanduiding plangebied
(Bron: Gemeente Dongen, 2014)
In de Nota Cultureel Erfgoed van de gemeente Dongen wordt de Watertorenstraat in combinatie met de Donge aangeduid als identiteitsbepalende weg en waterloop. Voor wat betreft de Watertorenstraat komt dit vooral tot uiting in de keienverharding, zandbermen en populieren.
De beoogde ontwikkeling past binnen het uitgangspunt van de gemeente om het huidige karakter van het (verlengde van het) bebouwingslint Lage Ham te versterken. De waardevolle bebouwing van de watertoren en de identiteit van de Watertorenstraat en het riviertje de Donge blijft in tact en worden door de beoogde ontwikkeling nog meer onder de aandacht gebracht. Gesteld kan worden dat de beoogde ontwikkeling in zijn geheel een positieve bijdrage levert aan het behoud van cultuurhistorische elementen.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitwerking van het initiatief.
De Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit vormen het wettelijk kader voor de beoordeling van geluid voor wegen, windturbines en bedrijven. In de Wet geluidhinder zijn normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai (industrieterreinen) opgenomen. In het Activiteitenbesluit zijn normen voor individuele inrichtingen en windturbines opgenomen. Daarnaast heeft de gemeente nog beleid ten aanzien van evenementen.
Normstelling en beleid
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh.
Toetsing
Zoals beschreven in paragraaf 4.4 heeft akoestisch onderzoek uit een eerder stadium reeds aangegeven dat de gevelbelasting op de watertoren 45 dB(A) bedraagt. De woning wordt gerealiseerd in een watertoren met een hoge isolatiewaarde. Hoewel de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet wordt overschreden, heeft de gemeente Dongen de eigenaar van de watertoren verzocht de karakteristieke geluidwering en het binnenniveau te toetsen aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit. Inmiddels zijn bij de renovatie de in het rapport vermelde materialen gebruikt, waardoor voldaan wordt aan de gestelde eisen.
De toekomstige ontwikkeling van het perceel maakt ten aanzien van de huidige vergunde situatie geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan daardoor achterwege worden gelaten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel het uitstralingseffect van de verkeerstoename beoordeeld. Op basis van de berekende verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling en de verdeling daarvan over het wegennet en gegevens uit het verkeersmodel (gegevens 2030 met huidige ligging N260 en N632) is bepaald dat voor de relevante wegen geen sprake zal zijn van een verkeertoename van meer dan 25% ten opzichte van de autonome situatie. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is beperkt en zal op het omliggende wegennet niet leiden te knelpunten. Bij een toename van >25% is er namelijk pas een significant effect op de geluidsbelasting. Zodoende zal als gevolg van de ontwikkeling ook geen sprake zijn van een significante geluidtoename langs deze wegen. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.
Het plangebied ligt buiten gezoneerd industrieterrein en er staat geen windturbine in de buurt. De geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit zullen niet worden overschreden. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorweg. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.
Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Zoals eerder vermeld bieden het vastgelegde beschermingsniveau, conform CPR 15, in de vigerende milieuvergunning van autodemontagebedrijf Van den Mosselaar én de afstand van circa 150 meter van de opslagen ten opzichte van de watertoren voldoende waarborg om geen hinder te verwachten.
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de buisleidingenstrook met kenmerk "PRB, RRP en A-531", maar bevindt zich wel binnen het aandachtsgebied van de uitbredingszone (tracé-reservering) van deze gasleiding. Hierdoor is de 'Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019' van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant zoals weergegeven als bijlage 6 aan de orde. Hierin is tevens het standaardadvies van de brandweer in opgenomen.
Verder vinden er in en in de nabijheid van het perceel met de watertoren geen dergelijke relevante activiteiten (vervoer of bedrijvigheid) plaats. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
In opdracht van de huidige eigenaar van de watertoren is in een eerder stadium onderzoek naar de mogelijkheden tot bewoning van de watertoren uitgevoerd. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt wat betreft het aspect luchtkwaliteit in het rapport met kenmerk '151682, Oranjewoud april 2005' geconcludeerd dat als gevolg van de ontwikkeling geen negatieve gevolgen in de omgeving te verwachten zijn.
Ter plaatse van de watertoren zelf wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden zoals genoemd in het Blk. In 2010 is echter sprake van een beperkte overschrijding van de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof.
De gemeente achtte deze overschrijding aanvaardbaar vanwege de volgende redenen.
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de buitenruimte van watertoren zullen de verkeersintensiteiten niet significant toenemen. Hierdoor kan zonder berekeningen worden geconcludeerd dat naar verwachting de realisatie van de beoogde ontwikkeling niet zal leiden tot een toename van een (eventueel bestaande) overschrijding van de normen. Daarmee wordt voldaan aan het Besluit luchtkwaliteit.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. In en langs de randen van het plangebied liggen wel diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zullen, indien noodzakelijk, in overleg met de leidingbeheerders worden verlegd.
In de nabijheid van de watertoren (op ruim 85 meter afstand) is een bovengrondse 50 kV-hoogspanningsverbinding aanwezig. Voor een onbelemmerde bedrijfsvoering dient hier een strook van 40 meter (2x20 meter) breed te worden aangehouden (zakelijk rechtstrook), gemeten vanuit het hart van de bovengrondse leiding. De beoogde ontwikkeling vindt niet plaats in deze zakelijk rechtstrook. Derhalve vormt de bovengrondse hoogspanningsverbinding geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De beoogde ontwikkeling betreft de aanleg van een natuurvriendelijke tuin met een aantal aan de watertoren ondergeschikte bijbehorende bijgebouwen. De bestaande bestemming 'Kantoor' met bijbehorende woonfunctie op het perceel DGN01 - N - 389 blijft in tact. Voor het perceel DGN01 - N - 1184 wordt de bestemming gewijzigd van 'Agrarisch' naar 'Tuin', waarbij geen gevoeligere functies worden toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie. Daarnaast is er geen sprake van een bodembedreigende activiteit. Er heeft op deze gronden niet eerder bebouwing gestaan en er is in het verleden geen sprake geweest van bodembedreigende activiteiten op de locatie. Er wordt bewust niet bemest om de grond op natuurlijke wijze te verschralen.
Formeel gezien is sprake van een functie- en bestemmingswijziging, maar aangezien geen diepe aanvullende grondroerende werkzaamheden plaatsvinden, er geen gevoeliger gebruik dan nu is toegestaan mogelijk wordt gemaakt en er in principe geen personen langdurig op de locatie met de bestemming 'Tuin' aanwezig zullen zijn is een nadere bodemtoets in het kader van deze ruimtelijke procedure niet noodzakelijk.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Waterbeheer en watertoets
Voor alle ruimtelijke plannen dient een watertoets te worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde; infiltreren, retentie binnen het projectgebied, retentie buiten het projectgebied of berging in bestaand watersysteem. Bij de berekening van de retentie worden de eisen zoals gevisualiseerd in figuur 4.4 uit deze paragraaf gehanteerd. Aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging komen hierin aan de orde.
Met de watertoets wordt de waterbeheerder, in dit geval het waterschap Brabantse Delta, tijdig betrokken in het ontwerpproces. Opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is onder andere verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Dongen. Het gaat hierbij om de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer - waaronder grondwater - heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij (nieuwe) ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Gemeentelijk beleid
Het verbreed GRP Dongen geeft het beleid van de gemeente Dongen weer op het gebied van rioleringszorg (afvalwater en hemelwater) en haar gemeentelijke zorgtaken ten aanzien van grondwater.
In het plan komt ook het stedelijke oppervlaktewater aan de orde, omdat hemelwater, grondwater en zelfs afvalwater relaties hebben met het oppervlaktewater. De zorgplichten zijn zodanig geformuleerd dat iedere gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid houdt om een eigen invulling te kiezen voor de lokale situatie. Dit verbreed GRP Dongen geldt voor de periode 2016 tot 2020 en is vastgesteld in december 2015.
Huidige situatie
Het plangebied bevindt zich aan de Watertorenstraat, ten noorden van de kern Dongen. De betreffende percelen worden kadastraal aangeduid als DGN01 - N - 389 en DGN01 - N - 1184 en hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 6.670 m2.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied uit zandgronden. In de directe omgeving van het plangebied staat een peilbuis. Metingen hiervan geven aan dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 1,7 meter onder maaiveld gelegen is. Het maaiveld ter plaatse ligt op circa 6 meter boven NAP. In figuur 4.3 zijn de verschillende grondwatertrappen in en nabij de kern Dongen in beeld gebracht.
Figuur 4.3 Grondwaterstanden omgeving kern Dongen (Bron: Bodemkaart van Nederland, 2018)
Waterkwantiteit
Op alle watergangen en sloten die zijn opgenomen in de legger, is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:
Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.
Voor het plangebied geldt dat aan de noord- en zuidzijde van het plangebied waterlopen in de categorie B aanwezig zijn (figuur 4.4). Hiervoor geldt dat bovenstaande, net als in de bestaande situatie, van toepassing is. Aan de andere zijde van de Watertorenstraat ligt een waterloop in de categorie A. De afstand tot aan deze waterloop is groter dan 5 meter, waardoor er geen belemmeringen zijn ten aanzien van het onderhoud.
Figuur 4.4 Leggerkaart Waterschap (Bron: Waterschap Brabantse Delta)
Veiligheid en waterkeringen
Binnen en in de directe omgeving van de gemeente Dongen zijn geen waterkeringen gelegen. Het projectgebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
In de toekomstige situatie zal het gebruik en/of de realisatie van benodigde parkeerruimte, een praktijkruimte voor tekentherapie, een natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk worden gemaakt.
Waterkwantiteit
Alle nieuwbouw- en herstructureringsprojecten binnen de gemeente Dongen worden in principe waterneutraal uitgevoerd, waarbij getracht wordt te voorkomen dat er negatieve effecten op het grond- en oppervlaktewater optreden. Hierbij wordt uitgegaan van een bui t=100 dat overeenkomt met een retentie van 78 mm. Verhard oppervlak wordt in principe niet aangesloten op de riolering. Het hemelwater wordt bij voorkeur bovengronds geborgen en vervolgens geïnfiltreerd.
De gemeente Dongen heeft strengere bergingseisen dan het waterschap Brabantse Delta. Deze eisen zijn gevisualiseerd in figuur 4.5.
Figuur 4.5 Visualisatie bergingseisen gemeente Dongen
(Bron: Gemeente Dongen)
Het totale plangebied heeft zoals eerder aangegeven een oppervlakte van 6.670 m2. Hiervan is in de bestaande situatie circa 450 m2 (watertoren, tijdelijke unit en bijbehorende verharding) verhard, wat overeenkomt met circa 6,7%. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt een gedeelte van de verharding verwijderd. De aangehouden oppervlaktes voor de toekomstige situatie zijn opgenomen in tabel 4.2.
Tabel 4.2 Aangehouden oppervlaktes verharding toekomstige situatie
Element | Verhard oppervlak (m2) | |
Watertoren | 120 | |
Toekomstige bijgebouwen (worst-case) | 350 | |
Toekomstige overige verharding zoals parkeerplaatsen en paden (worst-case) | 150 | |
Totaal | 620 |
Op basis van de normen van de gemeente Dongen dient voor de beoogde ontwikkeling rekening te worden gehouden met ((120 x 0,007) + (350 + 150 = 500 x 0,078)) 39,8 m3 aan watercompensatie. De benodigde berging moet in principe worden opgevangen binnen het plangebied. In de visie in bijlage 1 is reeds opgenomen dat het regenwater niet afgevoerd wordt op het riool maar volledig op eigen terrein zal worden opgevangen en worden geïnfiltreerd. Hiertoe zal een retentievijver met gedeeltelijke wadi worden gerealiseerd die in de winter een hoger waterpeil zal hebben dan in de zomer.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het plangebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarom wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet toegestaan.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering, vigerend waterschapsbeleid en het verbreed GRP Dongen is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ten gevolge van de planontwikkeling is sprake van een beperkte toename in verharding. Er wordt rekening gehouden met de bergingseis van de gemeente Dongen. Aangezien de benodigde compensatie beperkt is, is deze eenvoudig op eigen terrein te realiseren. Op basis hiervan wordt verwacht dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. De provincie Noord Brabant hanteert daarvoor het begrip Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.
In de toekomstige situatie zal het gebruik en/of de realisatie van benodigde parkeerruimte, een praktijkruimte voor tekentherapie, een natuurlijke buitenruimte met diverse plekken met natuurlijke inrichtingselementen, een loods voor de locomotief, rails en een tuinhuis mogelijk worden gemaakt. Het planvoornemen zou kunnen samengaan met effecten op beschermde gebieden, planten en dieren.
Gebiedsbescherming
De afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied (Langstraat) is ongeveer 5 kilometer. Dit beschermde Natura-2000 gebied is op dusdanige afstand gelegen dat negatieve effecten van het plan op voorhand kunnen worden uitgesloten. Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Brabant (NNB)-gebied ligt op circa 800 meter ten oosten van het plangebied. In figuur 4.6 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de beschermde Natura 2000-gebieden weergegeven.
Figuur 4.6 Locatie plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden
(Bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat momenteel uit intensief in gebruik zijnde agrarische gronden. Er vindt geen sloop, kap van bomen of verstoring van watergangen plaats.
Gezien het huidige agrarische gebruik van de locatie zijn beschermde plantensoorten (o.a. vaatplanten) niet waargenomen of te verwachten. Vanwege het ontbreken van bebouwing en beplanting kan het voorkomen van beschermde diersoorten ter plaatse worden uitgesloten. Door de huidige korte vegetatie en intensieve agrarische gebruik is de locatie en omliggende gronden niet geschikt als nestplaats voor weide- of akkervogels.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, hermelijn, wezel, konijn en diverse algemene muizensoorten.
Amfibieën
De akkergrond is ongeschikt als landbiotoop voor algemene amfibieën. Naast de voor amfibieën ongeschikte sloten aan de randen van het plangebied komt er in het plangebied ook geen open water (poelen) voor.
Zorgplicht
Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
Significante negatieve effecten op beschermde gebieden en soorten kunnen worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Noord-Brabant staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Duurzaamheid gaat over de balans tussen mens, milieu en financiën en kan op verschillende niveaus worden bezien. Op het niveau van gebiedsontwikkeling gaat het naast technische maatregelen bij gebouwen om het functioneren van het gehele gebied. De kracht zit in het zoeken naar goede combinaties voor een specifieke locatie waardoor een prettige leefomgeving kan worden ontwikkeld. Bepaalde randvoorwaarden en/of de ruimtelijke omgeving van een plan kunnen kansen voor duurzaamheid opleveren.
Duurzaam bouwen gaat dus verder dan alleen energie. Het gaat ook over duurzaam materiaalgebruik, comfort, binnenmilieu, bouwen voor de toekomst en slim bouwen. Duurzaam bouwen wordt vaak afgekort als 'dubo' en beoogt naast vermindering van de uitstoot van CO2 ook zaken als:
Het gehele project ten aanzien van de herbestemming van de watertoren en de inrichting van de buitenruimte staat en valt met het aspect duurzaamheid, zoals ook omschreven in de visie.
Herbestemming watertoren
De herbestemming van de watertoren nadert voltooiing. Inmiddels is aangevangen met de interne afbouw. Ondanks dat dit niet noodzakelijk is volgens de in 2006 verkregen bouwvergunning is het afbouwplan momenteel uitgewerkt met hoge ambities ten aanzien van energiegebruik. Zo worden de actuele eisen ten aanzien van thermische isolatie gehanteerd met triple beglazing en hoge Rc-waarden voor de gehele gebouwschil en wordt op eigen initiatief over gegaan op een gasloos installatieconcept waartoe de toren dan ook van het gasnet zal worden afgesloten. Er zal worden voorzien in een WKO-installatie met bodemopslag, waarbij rekening zal worden gehouden met de belemmeringen voor de boringsdiepte. Daarnaast wordt middels een warmtepomp voorzien in warmteopwekking. De ventilatielucht zal worden aangezogen via een bodembuis van circa 30 meter lengte wat er voor zorgt dat ventilatielucht in het zomerseizoen wordt voorgekoeld en in de winter wordt voorverwarmd. Omdat er wordt gekozen voor een all-electric installatie is ook daar gekozen voor een zo efficiënt mogelijke installatie. Zo zal het gehele gebouw verlicht worden met laagspanning ledverlichting en worden alle installatiecomponenten met name geselecteerd op energieverbruik. Er wordt gestreefd naar het voorzien in zonnepanelen waarmee het eigen energieverbruik kan worden afgedekt, waarbij het ook de bedoeling is om de elektrische auto in te zetten als buffer. Het dak van de toren leent zich door de gebogen vorm en de monumentale uitstraling niet voor het aanbrengen van zonnepanelen. Daarom bestaat de wens om aan de zuidzijde van het perceel tegen de erfgrens te voorzien in een bouwwerk waarop zonnepanelen kunnen worden aangebracht. Dit dakoppervlak en dat van de overige te realiseren bouwwerken, zal tevens worden gebruikt om hemelwater op te vangen om dat af te voeren naar een hemelwaterbuffer.
Behoud historische locomotief
Voor het bijgebouw voor de locomotief is een bouwhoogte van 7 meter noodzakelijk. De locomotief heeft een hoogte van 4 meter en er is ruimte nodig voor een kraanbaan om voor onderhoud onderdelen te kunnen uit- en afhijsen. De realisatie van dit bijgebouw, waarop ook zonnepanelen worden geplaatst, zorgt voor behoud en een nieuwe functie voor de locomotief.
Natuurlijke buitenruimte
De buitenruimte rondom de watertoren zal duurzaam ontwikkeld worden aan de hand van een drietal ambities, te weten natuurontwikkeling, therapieactiviteiten en behoud van de historische locomotief.
Streekeigen groen
Het doel is om streekeigen groen terug te krijgen. Dat zal deels worden gedaan door inheemse bomen en struiken aan te planten. Wat betreft soortkeuze wordt aangesloten op wat het Brabants Landschap adviseert. Er zullen solitaire bomen worden geplant, veel bosplantsoen die als vogelbosjes zullen dienen en verder zal de hele kruidlaag bestaan uit bloemenrijk grasmengsel waar een heel extensief beheer op wordt toegepast.
Vogels, vlinders, bijen
De laatste decennia hebben de bijen sterk te lijden. Om de bijenpopulaties te stimuleren, zullen op deze plek komen veel nectar houdende bloemen komen om zo bijenpopulaties te stimuleren. Ook zullen er veel vogelbosjes worden aangelegd en gestimuleerd waar ook allerlei insecten en allerlei andere dieren zich kunnen vestigen.
Klimaatadaptatie
Al het regenwater wat wordt opgevangen, wordt niet meer afgevoerd op het riool maar zal op het eigen terrein worden opgevangen en worden geïnfiltreerd. Hiertoe zal een retentievijver met gedeeltelijke wadi worden gerealiseerd die in de winter een hoger waterpeil zal hebben dan in de zomer.
Voedselbos
In een heel klein gedeelte van het plangebied zal op natuurlijke wijze groente voor eigen gebruik verbouwd gaan worden en zal ook een voedselbos worden gerealiseerd om op hele natuurlijke wijze voedsel te produceren. Dit verkleint de CO2-footprint die de mens maakt op aarde. Niet alleen de mens, maar ook dieren profiteren van dit voedselbos.
Gesloten kringloop / composteren
Het eigen groenafval zal door de bewoners zelf worden gecomposteerd. Hierdoor zal de gemeentelijke ophaaldienst minder langs hoeven te komen, hetgeen (in theorie) tot minder verkeersbewegingen leidt. De compost kan op eigen terrein worden gebruikt.
Fruitboomgaard
Daarnaast zal er een fruitboomgaard worden gecreëerd waar de bewoners zelf fruit gaan oogsten. Oude rassen, niet genetisch geoptimaliseerde produceren weliswaar niet het meeste fruit maar deze rassen hebben vaak wel meer voedingswaarde en meer smaak.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van onderhavige bestemmingsplantoelichting met bijlagen.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de verbeelding en bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad op een schaal van 1:1.000.
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'K' voor 'Kantoor'. Verder geldt het volgende:
Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
Op grond van de wettelijke standaarden moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:
Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Binnen de bestemming 'Gemengd' wordt voor wat betreft de bestaande kantoorfunctie in principe de regeling uit het geldende bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen' overgenomen. Voor de watertoren is een bouwvlak opgenomen en gelden aanvullend de functieaanduidingen 'wonen' en de maatvoeringen 'maximum goothoogte: 35 m' en 'maximaal aantal wooneenheden: 1'. De functieaanduiding 'erf' is komen te vervallen. Ten behoeve van de gewenste bijgebouwen zijn specifieke aanduidingen opgenomen. Binnen deze bestemming wordt tevens het gebruik als tuin en de aanvullende activiteiten mogelijk gemaakt.
Binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - tuin' wordt de beoogde landschapstuin van de watertoren mogelijk gemaakt. Aanvullend worden in de bestemmingsomschrijving een aantal aanvullende voorzieningen en functies mogelijk gemaakt, waaronder parkeerplaatsen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van het perceel. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De landschappelijke inpassing is geborgd middels een specifieke aanduiding aan de randen van het plangebied.
Artikel 4 Waarde - Cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming is bedoeld om een goede afweging van de cultuurhistorische belangen zeker te stellen bij panden en/of percelen met monumentale waarden. Het slopen en/of bouwen is op deze gronden pas mogelijk nadat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische belangen en waarden worden op het verlenen van de afwijking betrokken. Daarnaast geldt dat voor de aanleg van diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, regels.
Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
In de algemene bouwregels is opgenomen dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld stoepen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt genoemd welk gebruik van de gronden in ieder geval valt onder strijdig gebruik. Het gaat hierbij om onder andere het gebruik van de gronden ten behoeve van stort- of opslagplaats van goederen en aan het gebruik onttrokken machines of het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in plaats, ligging of afmetingen van bestemmingsgrenzen.
In dit artikel is een parkeerregeling opgenomen.
In dit artikel wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
In dit artikel wordt de naam van de regels vastgesteld.
Naast de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Hierin is geregeld dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om kosten van de planontwikkeling te verhalen op grondeigenaren. Het kostenverhaal dient verplicht door de gemeente opgesteld te worden. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Deze ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overlegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal is voorzien.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
De initiatiefnemer heeft op 30 oktober 2021 en 5 november 2021 de plannen voor de buitenruimte rond de watertoren Dongen toegelicht aan de eigenaren van de aangrenzende percelen. De eigenaren hebben aangegeven het een mooie ontwikkeling te vinden en hebben aangegeven geen bezwaren te hebben. Er is onder andere gesproken over het realiseren van de bijgebouwen tegen de erfgrens en over het bereikbaar houden van de sloten ten behoeve van het onderhoud. Het door de initiatiefnemer opgestelde verslag van het participatietraject is weergegeven in bijlage 7.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 22 april t/m donderdag 2 juni 2022 voor inspraak ter inzage gelegen (IDN: NL.IMRO.0766.BP2022000086-VO01). Tevens is in het kader van het wettelijk vooroverleg het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan vaste overlegpartners.
Vanuit Provincie Noord-Brabant zijn schriftelijk (C2297164/5079612 d.d. 24 mei 2022) opmerkingen gekomen over de bestemmingslegging, de bijbehorende aanduidingen en de hiermee gepaard gaande kwaliteitsverbetering van het landschap. In afstemming tussen initiatiefnemer, Provincie Noord-Brabant en gemeente is op basis hiervan het plan aangepast en aangescherpt.
Vanuit Waterschap Brabantse Delta is aangegeven dat de belangrijkste uitgangspunten vanuit het waterschap naar wens zijn opgenomen en daarom een positief wateradvies kan worden gegeven. Vanuit de Veiligheidsregio is in het kader van het wettelijk vooroverleg tenslotte gesteld dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect externe veiligheid. De locatie ligt buiten het invloedsgebied van de buisleidingenstrook (PRB, RRP en A-531) maar wel gedeeltelijk in een “tracé zoekgebied”. Het hanteren van de 'Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019' van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant met daarin het standaardadvies externe veiligheid van de brandweer volstaat. De standaard verantwoording is vervolgens verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
Het ontwerpbesluit en het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken hebben conform het bepaalde in artikel 3.8 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening van 1 december 2022 tot en met 12 januari 2023 zes weken ter inzage gelegen. In die periode kon een ieder zijn of haar zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling indienen.
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie tijdens de terinzagelegging een zienswijze naar voren gebracht. Deze is binnen de gestelde termijn ontvangen en derhalve ontvankelijk.
De zienswijze heeft betrekking op de vertaling vanuit artikel 3.6 'Zorgvuldig ruimtegebruik' van de Interim Omgevingsverordening. In nadere afstemming met de provincie en de gemeente Dongen is vervolgens het bestemmingsplan op onderdelen beperkt aangepast. De bijbehorende nota van zienswijzen is opgenomen als bijlage 8. Verder zijn er geen zienswijzen naar voren gebracht.
Na behandeling en vaststelling (zie Vaststellingsbesluit) door de gemeenteraad wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.