direct naar inhoud van Regels
Plan: Dongen Buitengebied
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2018000052-GC01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het geconsolideerde bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Dongen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (nummer NL.IMRO. 0766.BP2018000052-GC01) met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    • 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    • 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond en waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
    • 5. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
    • 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    • 2. intensieve kwekerij: de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder b3 of c.;
    • 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen.
1.9 agrarische deskundige

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.

1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
  • a. een bedrijf dat is gericht op het opslaan van en leveren van goederen aan uitsluitend of overwegend agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
  • b. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals loonbedrijven).
1.11 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen en voorgevelrooilijnen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen alsmede voorgevelrooilijnen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 blauwe diensten

inspanningen die grondeigenaren en grondgebruikers kunnen leveren ten behoeve van waterbeheer, natuur- en / of landschapsontwikkeling in, nabij of in relatie tot water.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.30 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar / dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.31 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.

1.33 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.34 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.37 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.38 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.39 emissiepunt of emmissiekoker bij intensieve veehouderij

een bouwwerk ten behoeve van het op één centraal punt mechanisch of via natuurlijke trek afvoeren van emissie (ammoniak, geur, fijnstof) uit een of meerdere dierenverblijven.

1.40 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.45 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.46 indicatie-orgaan

een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van zorg en indicatiestelling.

1.47 kampeermiddelen

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.48 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.49 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.51 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.52 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.53 logeergebouw

een gebouw, bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.54 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.55 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.56 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.57 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen gebruik wordt gemaakt.

1.58 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.59 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.60 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en / of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.61 peil
  • a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwvlak en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  • b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.62 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.63 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.64 schoorsteen bij glastuinbouwbedrijven

een bouwwerk ten behoeve van het op mechanische wijze of via natuurlijke trek afvoeren van gassen afkomstig van een warmtekracht koppeling (WKK), verwarming- en/of stookinstallatie.

1.65 seizoensgebonden standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.66 seksinrichting

het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.67 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.68 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.69 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.70 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
    • 1. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 m;
    • 2. hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in:
    • 1. lage permanente voorzieningen zoals containervelden;
    • 2. hoge permanente voorzieningen zoals kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen;
  • c. overige teeltondersteunende voorzieningen zoals boomteelthekken.
1.71 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.72 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw; indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel) bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.73 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel.

1.74 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf

voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
  • b. geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken of foliebassins.
1.75 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.76 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.77 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van overige bouwwerken

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen peil, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': glastuinbouw als hoofdtak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij': intensieve kwekerij in gebouwen als hoofdtak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': intensieve veehouderij als hoofdtak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- agrarisch hulp- en nevenbedrijf': een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop': tevens voor de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  • g. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
  • h. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen en voorzieningen voor opslag voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen': uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. een binnen een bouwvlak reeds aanwezige woning als bedrijfswoning wordt aangemerkt;
    • 2. indien meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn bedraagt het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak ten hoogste het aantal zoals aangegeven op de kaart;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend de bouw van een bedrijfswoning met bijgebouwen is toegestaan;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
silo's (met uitzondering van mestopslagruimten)     12 m    
mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk     6 m   2.500 m³  
biomassa- en mestvergistingsinstallaties   6 m   10 m    
warmtekracht koppeling, opslagtanks CO2     8 m    
emissiepunt, -koker bij intensieve veehouderij     12 m    
schoorstenen bij glastuinbouwbedrijven     12 m    
wateropslagruimten als zelfstandig bouwwerk     6 m    
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   7 m   11 m    
erf- of terreinafscheidingen     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     6 m    

  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • e. de afstand van gebouwen, kassen en / of voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde- tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. de voorgevel van een gebouw, kas of voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde- wordt in of achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfsgebouw) gebouwd; indien de bedrijfswoning dichter bij de weg is gelegen dan het hoofdgebouw mag tot op 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen op de gronden zonder de aanduiding 'glastuinbouw' bedraagt ten hoogste 1.000 m² per bouwvlak;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een intensieve kwekerij op de gronden zonder de aanduiding 'intensieve kwekerij' bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • j. schoorstenen bij glastuinbouwbedrijven en emissiepunten en –kokers bij intensieve veehouderijen mogen uitsluitend in een ronde vorm worden gebouwd waarbij de diameter niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag – , tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.1 onder h ten behoeve van ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 5.000 m², met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.3.2 Ontheffing overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor de bouw van een gebouw of een voorziening voor opslag die de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 15 m overschrijdt, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering, milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt;
  • b. overschrijding van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' en de aanduiding 'reconstructiewetzone- extensiveringsgebied' is uitsluitend toegestaan indien dat noodzakelijk is op grond van milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende gebouw of de voorziening, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

3.3.3 Ontheffing hoogte silo's, schoorstenen en emissiepunten, -kokers

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.1 onder c voor de bouw van:

  • a. een silo- niet zijnde een mestopslagruimte- tot een bouwhoogte van 15 m;
  • b. een mestopslagruimte tot een bouwhoogte van 8 m;
  • c. een wateropslagruimte als zelfstandig bouwwerk tot een bouwhoogte van 11 m;
  • d. schoorstenen, emissiepunten en/of –kokers tot een bouwhoogte van 15 m;

met inachtneming van het volgende:

  • e. ontheffing is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.3.4 Stallingsruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van de bouw van stallingsruimte voor vee, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf , met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied-1';
  • b. de oppervlakte en bouwhoogte van een stallingsruimte mag niet meer dan 20 m² respectievelijk 3 m bedragen;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. op of grenzend aan het bouwvlak;
    • 2. grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is;

waarbij het gebruik van verlichting bij een paardenbak buiten het bouwvlak niet is toegestaan;

  • b. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • d. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van de plangrens, rondom de kern Dongen en binnen een afstand van 50 meter van de bestemming Wonen-3 is niet toegestaan;
  • e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar;
  • f. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  • g. de opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • h. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 3.1 onder g, is tabel 3.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 3.1;
    • 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut;
  • i. het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.

Tabel 3.1.

nevenfunctie   op de gronden met de aanduiding 'wro-zone-
ontheffings-
gebied-2.1'  
op de gronden aangeduid als 'reconstructiewetzone-landbouwont-
wikkelingsgebied-1'  
op de overige gronden   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
verbrede landbouw  
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten   +   +   +   100 m²  
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten   +   +   +   100 m²  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   +   +   +   -  
blauwe diensten   +   +   +   -  
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   O   -   vervallen   400 m²  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
vis-, escargots- of wormenkwekerij   +   +   +   400 m²  
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   -   400 m²  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   -   400 m²  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing   +   +   +   1.000 m²  
agrarische loonbedrijven   O   O   O   1.000 m²  
veehandelsbedrijven, foeragehandel   O   O   O   400 m²  
veearts, hoefsmederij   O   O   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   O   O   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan   O   O   O   400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf   O   -   -   400 m²  
tuincentrum   O   -   -   400 m²  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing   O   O   O   1.000 m²  
overige bedrijven in de categorieën A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   -   400 m²  
recreatieve functies  
kinderboerderij / speelboerderij   O   -   -   400 m²  
paardrijactiviteiten   +   -   +   400 m²  
manege / rijschool   O   -   O   400 m²  
fietsenverhuur   O   -   -   400 m²  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +   +   +   -  
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras)   O   -   -   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   -   +   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing   O   -   -   200 m²  
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +   -   +   400 m²  
kampeerboerderij   O   -   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   O   -   O   200 m²  
overige dienstverlening:  
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon)   O   -   -   60 m²  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   +   +   100 m²  
museum / tentoonstellingsruimte   O   -   -   400 m²  
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel)   O   -   -   400 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   -   -   O   400 m²  
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.5.2 Ontheffing tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 onder i voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:

  • a. de ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken;
  • b. de ontheffing kan worden verleend voor de plaatsing van verplaatsbare wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 200 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  • c. ontheffing kan tevens worden verleend voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 500 m²;
  • d. ontheffing wordt slechts verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de tijdelijke huisvesting is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • f. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • h. indien ontheffing wordt verleend als genoemd onder b, wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. ontheffing als bedoeld onder b wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.5.3 Ontheffing ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder h ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 3.1 voor de betreffende gronden met een O aangegeven nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen is niet toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  • i. de bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel;
  • j. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van:
    • 1. 500 m²;
    • 2. 2.000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. ten behoeve van kleinschalig kamperen is het bepaalde in 3.5.4 en 3.5.5 van toepassing.
3.5.4 Ontheffing ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor het toestaan van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 3.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 15 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • h. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • j. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
3.5.5 Ontheffing ten behoeve van uitbreiding kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor de uitbreiding van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 3.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend tot een totale omvang van ten hoogste 25 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • h. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • i. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • j. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • k. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
3.5.6 Ontheffing ten behoeve van voorzieningen voor opslag buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruiken van een voorziening voor opslag, geen bouwwerk zijnde, buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt uitsluitend verleend voor opslagvoorzieningen grenzend aan het bouwvlak;
  • b. ontheffing ten behoeve van de opslag van mest wordt verleend voor een bassin in de vorm van een mestzak of foliebassins;
  • c. de inhoud van een mestbassin bedraagt per bedrijf ten hoogste 2.500 m³;
  • d. het gebruik van een bassin ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplan-tingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegverbod zonder vergunning

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.
3.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ingevolge deze regels ontheffing is verleend;
  • d. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid zijn, niet hoger zijn dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op het zelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de molen.
3.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
  • a. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het huidige en / of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en / of de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element onevenredig in gevaar brengen of kunnen brengen.
3.7 Wijzigingsregels
3.7.1 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een bouwvlak wijzigen en vergroten voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen en het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-permanente teeltondersteunende voorzieningen', met dien verstande dat:

  • a. wijziging alleen is toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. ten behoeve van stellingen en permanente overkappingsconstructies het bouwvlak met ten hoogste 2 ha mag worden vergroot;
  • c. ten behoeve van lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen (zoals containervelden) het bouwvlak met ten hoogste 4 ha mag worden vergroot;
  • d. op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-permanente teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen en erfafscheidingen toegestaan;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • f. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • h. medewerking slechts wordt verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.7.2 Wijziging bij beëindiging agrarisch bedrijf

vervallen

3.7.3 Wijziging bij beëindiging agrarisch hulp- en nevenbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulp- en nevenbedrijf' verwijderen met dien verstande dat:

  • a. de bestemming Agrarisch gehandhaafd blijft;
  • b. de maximale toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd;
  • c. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.7.4 Wijziging ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. de bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • e. voor het overige is het bepaalde in lid 35.3 van toepassing.
3.7.5 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • e. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • f. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • g. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
3.7.6 Vergroting of vormverandering bouwvlak glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' ten behoeve van de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 3,5 ha waarvan ten hoogste 3 ha benut mag worden voor kassen;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast indien de lengte-breedte verhouding van de kas passend is binnen de structuur van het landschap en passend binnen de structuur van het bebouwingslint waarin het bedrijf is gelegen;
  • c. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • f. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • h. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
3.7.7 Vergroting of vormverandering bouwvlak glastuinbouwbedrijf in doorgroeigebied en LOG

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' in het gebied met de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-1' of 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied-1' ten behoeve van de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 5,5 ha waarvan ten hoogste 5 ha benut mag worden voor kassen;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast indien tevens aannemelijk is dat bij vergroting geen sprake is van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit, onder andere gelet op:
    • 1. een lengte-breedte verhouding van kassen die passend is binnen de structuur van het landschap en passend binnen de structuur van het bebouwingslint waarin het bedrijf is gelegen;
    • 2. de onderlinge afstanden tussen kassen in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied;
    • 3. de locatie van bijbehorende voorzieningen als silo's en bassins;
    • 4. de wijze waarop rekening wordt gehouden met aanwezige natuur-, landschaps- of cultuurhistorische elementen in de directe omgeving;
  • c. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • d. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • e. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • f. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • g. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • h. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
3.7.8 Vergroting of vormverandering bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' in het gebied met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied-1' ten behoeve van de uitbreiding van een intensief veehouderijbedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is en, voor zover het bouwvlak is gelegen in het gebied met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', er sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij; er is sprake van een duurzame locatie indien een bestaand agrarisch bouwvlak een zodanige ligging heeft dat het zowel uit milieu-oogpunt (ammoniak, geur, luchtkwaliteit, en dergelijke), vanuit ruimtelijk oogpunt (voldoen aan bijlage 5, deel B reconstructieplan de Meierij, rekening houdend met waarden van natuur, landschap, cultuurhistorie en dergelijke) als vanuit maatschappelijk oogpunt, verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwvlak van maximaal 2,5 ha voor een intensief veehouderijbedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • e. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • f. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
3.7.9 Vergroting of vormverandering bouwvlak intensieve veehouderijbedrijven in verband met milieuwetgeving of wettelijke dierenwelzijnseisen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' in het gebied met de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied', 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied-1' of 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied' met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan voor zover milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de agrarisch deskundige;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • c. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
3.7.10 Vergroting of vormverandering bouwvlak intensieve kwekerij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve kwekerij' met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • e. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • f. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • g. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden – Landschap en cultuurhistorie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarisch bedrijven;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van landschaps- en cultuurhistorische waarden;

en tevens voor:

  • c. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen en voorzieningen voor opslag voor zover de voorziening is aan te merken als een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat een binnen een bouwvlak reeds aanwezige woning als bedrijfswoning wordt aangemerkt;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
silo's (met uitzondering van mestopslagruimten)     12 m    
mestopslagruimten als zelfstandige bouwwerken     6 m   2.500 m³  
biomassa- en mestvergistingsinstallaties   6 m   10 m    
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   7 m   11 m    
erf- of terreinafscheidingen     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     6 m    

  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • e. de afstand van gebouwen, kassen en / of voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde - tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. de voorgevel van een gebouw, kas of voorziening voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde - wordt in of achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfsgebouw) gebouwd; indien de bedrijfswoning dichter bij de weg is gelegen dan het hoofdgebouw, mag tot op 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen bedraagt ten hoogste 1.000 m² per bouwvlak;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve kwekerij bedraagt ten hoogste 1.000 m².
4.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde - met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag- toegestaan;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ontheffing teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.1 onder h ten behoeve van ondersteunende kassen en andere permanente tunnels of boogkassen binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 5.000 m², met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
4.3.2 Ontheffing overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor de bouw van een gebouw of een voorziening voor opslag die de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 15 m overschrijdt, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering, milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
4.3.3 Ontheffing hoogte silo's

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.1 onder c voor de bouw van een silo tot een bouwhoogte van 15 m of een mestopslagruimte tot een bouwhoogte van 8 m, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan op bouwvlakken;
  • b. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar;
  • e. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  • f. de opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • g. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 4.1 onder c, is tabel 4.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 4.1;
    • 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 4.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut;
  • h. het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.

Tabel 4.1.

nevenfunctie   op de gronden met de aanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied-2.2'   op de overige gronden   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
verbrede landbouw  
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten   +   +   100 m²  
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten   +   +   100 m²  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   +   +   -  
blauwe diensten   +   +   -  
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   O   vervallen   400 m²  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
vis-, escargots- of wormenkwekerij   +   +   400 m²  
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   400 m²  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   400 m²  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing   +   +   1.000 m²  
agrarische loonbedrijven   O   O   1.000 m²  
veehandelsbedrijven, foeragehandel   O   O   400 m²  
veearts, hoefsmederij   O   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   O   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan   O   O   400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf   O   -   400 m²  
tuincentrum   O   -   400 m²  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing   O   O   1.000 m²  
overige bedrijven in de categorieën A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   400 m²  
recreatieve functies  
kinderboerderij / speelboerderij   O   -   400 m²  
paardrijactiviteiten   +   +   400 m²  
manege / rijschool   O   O   400 m²  
fietsenverhuur   O   -   400 m²  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +   +   -  
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras)   O   -   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   +   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing   O   -   200 m²  
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +   +   400 m²  
kampeerboerderij   O   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   O   O   200 m²  
overige dienstverlening:  
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon)   O   -   60 m²  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   +   100 m²  
museum / tentoonstellingsruimte   O   -   400 m²  
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel)   O   -   400 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   -   O   400 m²  
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.5.2 Ontheffing tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder h voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:

  • a. de ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken;
  • b. de ontheffing kan worden verleend voor de plaatsing van verplaatsbare wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 200 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  • c. ontheffing kan tevens worden verleend voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 500 m²;
  • d. ontheffing wordt slechts verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de tijdelijke huisvesting is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • f. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • h. indien ontheffing wordt verleend als genoemd onder b, wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. ontheffing als bedoeld onder b wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

4.5.3 Ontheffing ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder g ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 4.1 voor de betreffende gronden met een O aangegeven nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen is niet toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  • i. de bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel;
  • j. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgestelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in de tabel tot een maximum van:
    • 1. 500 m²;
    • 2. 2.000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. ten behoeve van het kleinschalig kamperen is het bepaalde in 4.5.4 en 4.5.5 van toepassing.

4.5.4 Ontheffing ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor het toestaan van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 4.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 15 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • j. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • k. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 4.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

4.5.5 Ontheffing ten behoeve van uitbreiding kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor de uitbreiding van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 4.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 25 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • j. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • k. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • l. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • m. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 4.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

4.5.6 Ontheffing ten behoeve van voorzieningen voor opslag buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder e voor het gebruiken van een bassin, geen bouwwerk zijnde, buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt uitsluitend verleend voor opslagvoorzieningen grenzend aan het bouwvlak;
  • b. ontheffing ten behoeve voor de opslag van mest wordt verleend voor een bassin in de vorm van een mestzak of foliebassins;
  • c. de inhoud van een mestbassin bedraagt per bedrijf ten hoogste 2.500 m³;
  • d. het gebruik van een bassin ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplan-tingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m;
  • i. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

4.5.7 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder a, ten behoeve van een paardenbak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak van de paardenbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²;
  • b. ontheffing wordt niet verleend binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
  • c. de paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. het gebruik van verlichting en een geluidsinstallatie is niet toegestaan;
  • f. ontheffing is slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • g. voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 3 m;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
4.6 Aanlegvergunning
4.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • b. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting met uitzondering van het aanbrengen van gebiedseigen beplanting (elzenhagen en knotwilgen) die ter versterking van de landschappelijke kwaliteit worden aangeplant;
  • c. het aanleggen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden binnen een bouwvlak;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.6.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische en / of landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.7 Wijzigingsregels
4.7.1 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een bouwvlak wijzigen en vergroten voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen en het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-permanente teeltondersteunende voorzieningen', met dien verstande dat:

  • a. wijziging alleen is toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. ten behoeve van stellingen en permanente overkappingsconstructies het bouwvlak met ten hoogste 1,5 ha mag worden vergroot;
  • c. ten behoeve van lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen (zoals containervelden) het bouwvlak met ten hoogste 1,5 ha mag worden vergroot;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-permanente teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, toegestaan;
  • f. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • i. medewerking slechts wordt verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

4.7.2 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

vervallen

4.7.3 Wijziging ten behoeve van tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. de tweede bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • e. wijziging is slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschaps- en / of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • f. voor het overige is het bepaalde in lid 35.3 van toepassing.

4.7.4 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging is slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschaps- en / of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • e. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • h. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap, natuur en cultuurhistorie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarisch bedrijven;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden;

en tevens voor:

  • c. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen, en voorzieningen voor opslag voor zover de voorziening is aan te merken als een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat een binnen een bouwvlak reeds aanwezige woning als bedrijfswoning wordt aangemerkt;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
silo's (met uitzondering van mestopslagruimten)     12 m    
mestopslagruimten     6 m   2.500 m³  
biomassa- en mestvergistingsinstallaties   6 m   10 m    
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   7 m   11 m    
erf- of terreinafscheidingen     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     6 m    

  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • e. de afstand van gebouwen, kassen en / voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde - tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. de voorgevel van een gebouw, kas of voorziening voor opslag - voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde - wordt in of achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfsgebouw) gebouwd; 3indien de bedrijfswoning dichter bij de weg is gelegen dan het hoofdgebouw, mag tot op 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen bedraagt ten hoogste 1.000 m² per bouwvlak;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve kwekerij bedraagt ten hoogste 1.000 m².

5.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag - toegestaan;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ontheffing overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a voor de bouw van een gebouw of voorziening voor opslag die de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 15 m overschrijdt, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering, milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende gebouw of de voorziening, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

5.3.2 Ontheffing hoogte silo's

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.1 onder c voor de bouw van een silo tot een bouwhoogte van 15 m of een mestopslagruimte tot een bouwhoogte van 8 m, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan op bouwvlakken;
  • b. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden gedurende een jaar;
  • e. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  • f. de opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • g. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 5.1 onder c, is tabel 5.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 5.1;
    • 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 5.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut;
  • h. het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.

Tabel 5.1.

nevenfunctie   toelaatbaarheid   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
verbrede landbouw  
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten   +   100 m²  
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten   +   100 m²  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   +   -  
blauwe diensten   +   -  
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   vervallen   400 m²  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
vis-, escargots- of wormenkwekerij   +   400 m²  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing   +   1.000 m²  
agrarische loonbedrijven   O   1.000 m²  
veehandelsbedrijven, foeragehandel   O   400 m²  
veearts, hoefsmederij   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan   O   400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf   O   400 m²  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing   O   1.000 m²  
recreatieve functies  
paardrijactiviteiten   +   400 m²  
manege / rijschool   O   400 m²  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +   -  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   100 m²  
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +   400 m²  
kleinschalig kamperen   O   200 m²  
overige dienstverlening:  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   100 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   O   400 m²  

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij de woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

5.5.2 Ontheffing tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder h voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:

  • a. de ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken;
  • b. de ontheffing kan worden verleend voor de plaatsing van verplaatsbare wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 200 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  • c. ontheffing kan tevens worden verleend voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 500 m²;
  • d. ontheffing wordt slechts verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de tijdelijke huisvesting is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • f. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • i. indien ontheffing wordt verleend als genoemd onder b, wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • j. ontheffing als bedoeld onder b wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
5.5.3 Ontheffing ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder g ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 5.1 voor de betreffende gronden met een O aangegeven nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen niet is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  • i. de bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel;
  • j. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van:
    • 1. 500 m²;
    • 2. 2.000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. ten behoeve van het kleinschalig kamperen is het bepaalde in 5.5.4 en 5.5.5 van toepassing.

5.5.4 Ontheffing ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor het toestaan van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 5.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 15 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • j. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • k. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 5.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

5.5.5 Ontheffing ten behoeve van uitbreiding kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor de uitbreiding van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 5.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 25 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • j. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • k. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • l. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • m. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 5.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

5.5.6 Ontheffing ten behoeve van voorzieningen voor opslag buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder e voor het gebruiken van een voorziening voor opslag, geen bouwwerk zijnde, buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt uitsluitend verleend voor opslagvoorzieningen grenzend aan het bouwvlak;
  • b. ontheffing ten behoeve voor de opslag van mest wordt verleend voor een bassin in de vorm van een mestzak of foliebassins;
  • c. de inhoud van een mestbassin bedraagt per bedrijf ten hoogste 2.500 m³;
  • d. het gebruik van een bassin ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplan-tingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m;
  • i. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

5.5.7 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder a, ten behoeve van een paardenbak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak van de paardenbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²;
  • b. ontheffing wordt niet verleend binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
  • c. de paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. het gebruik van verlichting en een geluidsinstallatie is niet toegestaan;
  • f. ontheffing is slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast
  • g. voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 3 m;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
5.6 Aanlegvergunning
5.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het graven of dempen van sloten en andere waterpartijen;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het planten, verwijderen, kappen of rooien van (fruit)bomen of andere opgaande beplanting met uitzondering van het aanbrengen van gebiedseigen beplanting (elzenhagen en knotwilgen) die ter versterking van de landschappelijke kwaliteit worden aangeplant;
  • f. het blijvend omzetten van grasland in bouwland;
  • g. het aanleggen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden binnen een bouwvlak;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

5.6.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, cultuurhistorische en / of landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

5.7 Wijzigingsregels
5.7.1 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

vervallen

5.7.2 Wijziging ten behoeve van tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. de tweede bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • e. voor het overige is het bepaalde in lid 35.3 van toepassing.

5.7.3 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging is slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, en / of landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • e. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • h. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-1 tot en met 10': een bedrijfsactiviteit zoals hierna in de tabel genoemd;

aanduiding   bedrijfsactiviteit  
specifieke vorm van bedrijf -1   opslagbedrijf met tentenverhuur  
specifieke vorm van bedrijf -2   aannemersbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf -3   slachterij  
specifieke vorm van bedrijf -4   metaalbewerking  
specifieke vorm van bedrijf -5   garagebedrijf  
specifieke vorm van bedrijf -6   verhuisbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf -7   vervallen  
specifieke vorm van bedrijf -8   meubelstoffeerderij  
specifieke vorm van bedrijf -9   tuinontwerp en -aanleg  
specifieke vorm van bedrijf -10   stalling en reparatie van bronneringswerktuigen  

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag van goederen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een garagebedrijf en tevens detailhandel in motorbrandstoffen- met uitzondering van de verkoop van LPG;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • c. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   6 m, tenzij anders op de kaart is aangegeven   maximaal 4 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte   100% van het bestemmingsvlak, tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • e. alle gebouwen worden in of achter de dichtst bij de weg gelegen bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • f. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m met dien verstande dat voor de gronden met de aanduiding 'maximale goothoogte' bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 7 m zijn toegestaan;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².
6.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 onder d voor het bouwen van een groter gebouw of overkapping binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het maximaal te bebouwen oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 m;
  • c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. de opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in 6.1 onder c;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • g. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • h. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.4 onder f voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij de woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
6.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen-1 of Wonen-3 met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen niet mogen worden vergroot;
  • b. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.

Artikel 7 Cultuur en Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een openlucht museum verbonden aan de historie van Dongen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m, respectievelijk 8 m;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 500 m².
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': uitsluitend detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   4 m, tenzij anders op de kaart is aangegeven   maximaal 4 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte   100% van het bestemmingsvlak tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².
8.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2.1 onder b voor het bouwen van een groter gebouw of overkapping binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het maximaal te bebouwen oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • g. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
8.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.4 onder e voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
8.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging de bestemming Detailhandel wijzigen in de bestemming Wonen-1 of Wonen-3 met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen niet mogen worden vergroot;
  • b. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.

Artikel 9 Detailhandel-Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel-Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg en met een lpg-vulpunt, inclusief bij een dergelijk verkooppunt behorende ondergeschikte detailhandel;
  • b. een autowasstraat;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   6 m   10 m   15% van het bestemmingsvlak  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
9.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.2.1 onder b voor het bouwen van een groter gebouw of overkapping binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het maximaal te bebouwen oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, nuts- en speelvoorzieningen en voet- en fietspaden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horecabedrijven;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal': tevens een café en zalenverhuur uit de categorie 2 van de Staat van Horecabedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeervoorzieningen en voorzieningen voor sport en spel;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gebouwen niet toegestaan;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   4 m, tenzij anders op de kaart is aangegeven   maximaal 4 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte   100% van het bestemmingsvlak tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • e. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².
11.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2.1 onder c voor het bouwen van een groter gebouw of overkapping binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het maximaal te bebouwen oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken van gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • e. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
11.5 Ontheffing van de gebruiksregels
11.5.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.4 onder c voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
11.5.2 Ontheffing Staat van Horecabedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in 1 categorie hoger dan op deze gronden in lid 11.1 is toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 11.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horecabedrijven zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 11.1 genoemd.
11.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging de bestemming Horeca wijzigen in de bestemming Wonen-1 of Wonen-3 met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen niet mogen worden vergroot;
  • b. voor de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de wijziging niet mag worden toegepast;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij':
    • 1. gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding en speel- en logeeropvang op een zorgboerderij;
    • 2. voldoende parkeervoorzieningen om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien, inclusief laad- en losvoorzieningen, met ontsluiting op de Eindsestraat;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-logeergebouw': een logeergebouw;
    • 4. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals dienstgebouwen en speelvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per instelling zoals bedoeld in lid 12.1 onder a is uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' één dienstwoning toegestaan;
  • c. op de gronden zoals bedoeld in lid 12.1 onder b is uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' één dienstwoning toegestaan;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
dienstwoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een dienstwoning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
nutsvoorzieningen   3 m   3 m    
overige gebouwen en overkappingen   6 m   10 m   100 % van het bouwvlak  
overige gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'zorgboerderij'   6 m   10 m   15 % van het bestemmingsvlak  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • f. de goothoogte van dienstwoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de dienstwoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de dienstwoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
12.4 Ontheffing van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.3 onder a voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij de woning, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 13 Maatschappelijk - Religie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk-Religie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. dienstwoningen zijn niet toegestaan;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   
gebouwen en overkappingen   zoals op de kaart aangegeven   maximaal 4 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte   100 % van het bouwvlak  

  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 14 Maatschappelijk - Uitvaartcentrum

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk-Uitvaartcentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats en een rouwcentrum of een daarmee vergelijkbare instelling;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. dienstwoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   
gebouwen en overkappingen   4 m   8 m   het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak  

  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en natuur;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • d. water.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3 Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.2 onder b voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 5 m ten behoeve van de bouwkundige ondersteuning van constructies op een naastgelegen perceel.

15.4 Aanlegvergunning
15.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

15.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

15.4.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en / of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vervallen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondendressuurterrein': een hondendressuurterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelboerderij': een bedrijfsmatig geëxploiteerde speel- en kinderboerderij alsmede kleinschalig kamperen tot een maximum van 25 seizoensgebonden standplaatsen en 15 vakantiehuisjes die uitsluitend gedurende het zomerseizoen worden geplaatst, alsmede horecavoorzieningen, uitsluitend ten dienste van en onder geschikt aan het gebruik als speel-, kinder- en kampeerboerderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': een scoutingterrein met verenigingsgebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  • f. overige dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelboerderij' mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op de gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelboerderij' ten hoogste twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
    • 2. vervallen;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
overige gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -speelboerderij'   6 m   10 m   75 % van het bouwvlak  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'volkstuinen'   3,5 m   6 m   5 % van het bestemmingsvlak  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'verenigingsleven'   4 m   8 m   15 % van het bestemmingsvlak  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondendressuurterrein'   3,5 m   6 m   60 m² per bestemmingsvlak  
gebouwen en overkappingen op gronden zonder aanduiding   3,5 m   6 m   5 % van het bouwvlak  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • e. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².

16.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • c. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • d. het gebruiken van de gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-speelboerderij' ten behoeve van ondergeschikte horeca is toegestaan tot een vloeroppervlakte van maximaal 710 m².
16.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.3 onder a voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij de woning, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de gronden zonder aanduiding: bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie in logeergebouwen;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning': ten hoogste één recreatiewoning;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sanitair- en dienstgebouwen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. uitsluitend op de gronden zonder aanduiding is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
recreatiewoning   6 m   10 m    
overige gebouwen en overkappingen   4 m   8 m   25 % van het bestemmingsvlak  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': een tennishal en tennisbanen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': sportvelden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. bedrijfs- of dienstwoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'tennisbaan' of 'sporthal'   8 m   12 m   100 % van het bestemmingsvlak tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'sportvelden'   3,5 m   6 m   40 m² per bestemmingsvlak  
bouwlagen onder peil       maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen alsmede, ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
19.3 Aanlegvergunning
19.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) bomen en andere opgaande beplanting te verwijderen, te vellen, kappen of rooien.

19.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 19.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden met daarbij behorende kunstwerken;
  • b. bruggen en dammen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, informatievoorziening, reclame- en kunstuitingen en water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': behoud van de cultuurhistorische waarde zoals deze tot uiting komt in het onverharde karakter van wegen.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
20.3 Aanlegvergunning
20.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Verkeer en de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) oppervlakteverhardingen aan te brengen.

20.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 20.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsgebied met:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en bijbehorende kunstwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, informatievoorziening, reclame- en kunstuitingen en water.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt en hoogste 10 m.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water;
  • b. wateraanvoer en -afvoer en de waterberging;
  • c. ontwikkeling van natuurwaarden;
  • d. ecologische verbindingsfunctie;
  • e. de ontsluiting van aangrenzende percelen;
  • f. natuurvriendelijke oevers;
  • g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen zoals paden;
  • h. bruggen en dammen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • j. de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarde;
  • k. de gronden met de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' tevens zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouw van bruggen is op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.
22.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 22.2 onder b ten behoeve van de bouw van een brug, voor zover ontheffing niet leidt tot onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden.

22.4 Aanlegvergunning
22.4.1 Aanlegverbod cultuurhistorische waarden

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen als oeverbekleding;
  • b. het aanbrengen van folies;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vergraven, verbreden, versmallen of dempen van watergangen;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en terassen.

22.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

22.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de cultuurhistorische waarden van gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

22.4.4 Aanlegverbod natuur- en landschapswaarden

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het verwijderen (vellen of rooien) van houtgewas;
  • e. het beplanten met houtgewassen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het afbranden van vegetatie.

22.4.5 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 22.4.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

22.4.6 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.4 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de natuur- en / of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 23 Wonen-1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij anders bepaald;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   inhoud  
hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m     600 m³  
bijgebouwen en overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 80 m²
 
 
erfafscheidingen voor de voorgevel     1 m      
erfafscheidingen elders     2 m      
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m   60 m²    
bouwlagen onder peil         maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • d. ingeval van herbouw of nieuwbouw wordt het hoofdgebouw in de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • e. de voorgevel van een aan- of uitbouw en van een bijgebouw wordt ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • f. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • g. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
23.3 Ontheffing van de bouwregels
23.3.1 Ontheffing oppervlakte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 23.2 onder c voor het vergroten van de maximale oppervlakte bijgebouwen ten behoeve van het stallen van (klein)vee of de opslag van materieel ten behoeve van het onderhoud van het perceel tot een gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen van ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m².

23.3.2 Ontheffing bouwen tot perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 23.2 onder f voor de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een kleinere afstand tot of in de zijdelingse perceelsgrens, mits ontheffing niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • d. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 23.1 onder b, is tabel 23.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 23.1;
    • 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 23.1, tot een maximum van 500 m²;

Tabel 23.1

nevenfunctie   op de gronden met de
aanduiding 'wro-zone-ontheffings-
gebied-2.3'  
op de gronden aangeduid als 'reconstructiewetzone-landbouwont-
wikkelings-
gebied-2'  
op de overige gronden   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
recreatieve functies  
paardrijactiviteiten   +   +   +   400 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   -   +   100 m²  
23.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 23.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • c. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² is als mantelzorgruimte toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
23.6 Wijzigingsregels
23.6.1 Extra wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het maximum aantal wooneenheden van een bestemmingsvlak te vergroten ten behoeve van de splitsing van één hoofdgebouw van meer dan 900 m³ in twee wooneenheden met dien verstande dat wijziging uitsluitend wordt verleend binnen de bestaande bouwmassa.

23.6.2 Extra wooneenheid in gemeentelijke of rijksmonumenten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het maximum aantal wooneenheden van een bestemmingsvlak te vergroten, ten behoeve van de splitsing van één, in bijlage 3 als gemeentelijke of rijksmonument aangeduid hoofdgebouw in twee wooneenheden ten behoeve van het behoud van het monument met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging wordt uitsluitend toegepast voor zover het karakter van het pand in stand blijft;
  • b. na splitsing bedraagt de inhoud per wooneenheid ten minste 400 m³;
  • c. het bepaalde onder a wordt beoordeeld door de gemeentelijke monumentencommissie of de Rijksdienst Monumentenzorg.

Artikel 24 Wonen-2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, op voormalige agrarische bedrijfslocaties;
  • b. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij anders bepaald;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   inhoud  
hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m     600 m³  
bijgebouwen en overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 80 m²
 
 
erfafscheidingen voor de voorgevel     1 m      
erfafscheidingen elders     2 m      
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m   60 m²    
bouwlagen onder peil         maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • d. in geval van herbouw of nieuwbouw wordt het hoofdgebouw in de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • e. de voorgevel van een aan- of uitbouw en van een bijgebouw wordt ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • f. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • g. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
24.3.1 Ontheffing oppervlakte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.2 onder c voor het vergroten van de maximale oppervlakte bijgebouwen ten behoeve van het stallen van (klein)vee of de opslag van materieel ten behoeve van het onderhoud van het perceel tot een gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen van ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m².

24.3.2 Ontheffing bouwen tot perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.2 onder f voor de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een kleinere afstand tot of in de zijdelingse perceelsgrens, mits ontheffing niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • d. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 24.1 onder b, is tabel 24.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 24.1;
    • 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 24.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut;

Tabel 24.1

nevenfunctie   op de gronden met de aanduiding 'wro-zone-ontheffings-
gebied-2.4'  
op de gronden aangeduid als 'reconstructiewetzone-landbouwont-
wikkelings-
gebied-3'  
op de overige gronden   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
verbrede landbouw  
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten   +   +   +   100 m²  
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten   +   +   +   100 m²  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   +   +   +   -  
blauwe diensten   +   +   +   -  
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   O   -   vervallen   400 m²  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
vis-, escargots- of wormenkwekerij   +   +   +   400 m²  
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   -   400 m²  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   -   400 m²  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing   +   +   +   1.000 m²  
agrarische loonbedrijven   O   O   O   1.000 m²  
veehandelsbedrijven, foeragehandel   O   O   O   400 m²  
veearts, hoefsmederij   O   O   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   O   O   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan   O   O   O   400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf   O   -   -   400 m²  
tuincentrum   O   -   -   400 m²  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing   O   O   O   1.000 m²  
overige bedrijven in maximaal categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   O   -   -   400 m²  
recreatieve functies  
kinderboerderij / speelboerderij   O   -   -   400 m²  
paardrijactiviteiten   +   -   +   400 m²  
manege / rijschool   O   -   O   400 m²  
fietsenverhuur   O   -   -   400 m²  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +   +   +   -  
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras)   O   -   -   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   -   +   100 m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing   O   -   -   100 m²  
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +   -   +   400 m²  
kampeerboerderij   O   -   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   -   -   -   -  
overige dienstverlening:  
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon)   O   -   -   100 m²  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   +   +   100 m²  
museum / tentoonstellingsruimte   O   -   -   400 m²  
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel)   O   -   -   400 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   -   -   O   400 m²  
24.5 Ontheffing van de gebruiksregels
24.5.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • c. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² is als mantelzorgruimte toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

24.5.2 Ontheffing ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.4 onder d ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 24.1 voor de betreffende gronden en de betreffende functie met een O aangegeven nevenfuncties met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen niet is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  • i. de bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel;
  • j. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van:
    • 1. 500 m²;
    • 2. 2.000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
24.6 Wijzigingsregels
24.6.1 Extra wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het maximum aantal wooneenheden van een bestemmingsvlak te vergroten ten behoeve van de splitsing van één hoofdgebouw van meer dan 900 m³ in twee wooneenheden met dien verstande dat wijziging uitsluitend wordt verleend binnen de bestaande bouwmassa.

24.6.2 Extra wooneenheid in gemeentelijke of rijksmonumenten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het maximum aantal wooneenheden van een bestemmingsvlak te vergroten, ten behoeve van de splitsing van één, in bijlage 3 als gemeentelijke of rijksmonument aangeduid hoofdgebouw in twee wooneenheden ten behoeve van het behoud van het monument met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging wordt uitsluitend toegepast voor zover het karakter van het pand in stand blijft;
  • b. na splitsing bedraagt de inhoud per wooneenheid ten minste 400 m³;
  • c. het bepaalde onder a wordt beoordeeld door de gemeentelijke monumentencommissie.

24.6.3 (Her)vestiging agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen-2 wijzigen in een bouwvlak met de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden ten behoeve van de (her)vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • e. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • f. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • g. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.

Artikel 25 Wonen-3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

25.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. het totale aantal woningen met de bestemming Wonen-3 mag niet meer bedragen dan het aantal woningen opgenomen in bijlage 4;
  • b. hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • c. hoofdgebouwen mogen zowel aaneen als vrijstaand worden gebouwd waarbij de afstand tussen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen ten minste 1 m moet bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mogen hoofdgebouwen op de gronden met de aanduiding 'twee-aan-een' uitsluitend vrijstaand of tot een maximum van twee aaneen worden gebouwd;
  • e. op de gronden met de aanduiding 'twee-aan-een' bedraagt de afstand van niet aaneengebouwde zijgevels van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens ten minste 3 m, tenzij de goothoogte van de bebouwing niet meer dan 3 m bedraagt;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c mogen hoofdgebouwen op de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • g. op de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' is de afstand van zijgevels van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens aan één zijde ten minste 3 m;
  • h. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte  
hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m, tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft   maximaal 4 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte  
bouwlagen onder peil     maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • i. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

25.2.2 Aan- en uitbouwen
  • a. aan- en uitbouwen worden binnen een bouwvlak of op de gronden met de aanduiding 'erf' gebouwd;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte  
aan- en uitbouwen in het bouwvlak   de toelaatbare goothoogte van het hoofdgebouw   de toelaatbare bouwhoogte van het hoofdgebouw  
aan- en uitbouwen op gronden met de aanduiding 'erf'   3,5 m   7 m  
bouwlagen onder peil     maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 40% van de gronden met de aanduiding 'erf' met een maximum van 70 m² per woning.

25.2.3 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden binnen een bouwvlak of op de gronden met de aanduiding 'erf' gebouwd;
  • b. de afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte  
bijgebouwen in het bouwvlak   3,5 m   7 m  
bijgebouwen op gronden met de aanduiding 'erf'   3,5 m   7 m  
bouwlagen onder peil     niet toegestaan  

  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 40% van de gronden met de aanduiding 'erf' met een maximum van 70 m² per woning.
25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².
25.3 Ontheffing van de bouwregels
25.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de bouw van een hoofdgebouw op de gronden met de aanduiding 'erf' waarbij de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 20 % van de op de kaart aangegeven diepte van bouwvlakken.

25.3.2 Vermindering onderlinge afstand

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 25.2.3 onder b voor vermindering van de minimale onderlinge afstand tussen bijgebouwen en hoofdgebouw tot 1 m.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik van de onbebouwde gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn ten behoeve van de stalling van voertuigen, aanhangwagens, caravans, boten en dergelijke is niet toegestaan tenzij het onbebouwde gronden betreft die toegang geven tot garage, carport of een niet overdekte parkeerplaats op het desbetreffende perceel;
  • c. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
25.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 25.4 onder c voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • c. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² is als mantelzorgruimte toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 26 Wonen-4

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. binnen het bestemmingsvlak zijn ten hoogste 23 woningen toegestaan;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   inhoud  
hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen)   3,5 m   7 m     600 m³  
bijgebouwen en overkappingen / per woning   3,5 m   6 m   ten hoogste 25 m²
 
 
erfafscheidingen voor de voorgevel     1 m      
erfafscheidingen elders     2 m      
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m   60 m²    
bouwlagen onder peil         maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw  

  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  • e. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
26.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
26.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.3 voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • c. per woning is slechts een mantelzorgruimte tot een maximale omvang van 50 m² toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 27 Zandwinning-Voorlopig

27.1 Bestemmingsomschrijving-voorlopig

De voor Zandwinning-Voorlopig aangewezen gronden zijn voorlopig bestemd voor het treffend van voorzieningen, het tijdelijk plaatsen van bouwwerken en gebouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden welke strekken tot zandwinning door ontgronding tot uiterlijk 6 november 2014.

27.2 Bouwregels-voorlopig

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt het volgende:

  • a. de tijdelijke plaatsing van bouwwerken, waaronder begrepen bouwketen tot een maximale oppervlakte van 500 m² en een maximale bouwhoogte van 5 m met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen.
27.3 Specifieke gebruikregels

De opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan.

27.4 Bestemmingsomschrijving-definitief

De voor Zandwinning-Voorlopig aangewezen gronden zijn definitief bestemd voor:

  • a. water en waterberging;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. extensieve dagrecreatie met uitzondering van watergebonden recreatie zoals vissen, zwemmen en surfen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
27.5 Bouwregels-definitief

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 28 Leiding - Gas

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Gas aangewezen gronden, zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een gasleiding met een diameter van ten hoogste:

  • a. 8 inch ter plaatse van de bestemming met een breedte van 8 m;
  • b. 18 inch ter plaatse van de bestemming met een breedte van 10 m.
28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Aanlegvergunning
28.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van kabels, leidingen en daarmee samenhangende constructies;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

28.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding.

28.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang (veilige ligging van de leidingen en het voorkomen van schade aan de leiding) daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

28.3.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Artikel 29 Leiding - Hoogspanningsverbinding

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste:

  • a. 380 kV ter plaatse van de bestemming met een breedte van 72 m;
  • b. 150 kV ter plaatse van de bestemming met een breedte van 60 m.
29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan de hoogspanningsmasten, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 29.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

29.4 Aanlegvergunning
29.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

29.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 29.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

29.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

29.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Artikel 30 Leiding - Leidingstrook

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Leidingstrook aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen, waarvan de 10-6 plaatsgebonden risicocontour valt binnen de aangegeven aanduiding 'veiligheidszone-leiding', waaronder in ieder geval zijn begrepen de aanwezige, bestaande leidingen.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 30.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

30.4 Aanlegvergunning
30.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Leidingstrook zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van kabels, leidingen en daarmee samenhangende constructies;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

30.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 30.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

30.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang (veilige ligging van de leidingen en het voorkomen van schade aan de leiding) daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

30.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Artikel 31 Waarde - Archeologie - 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie-1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van een archeologische monument.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming mogen - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels - uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
31.3 Aanlegvergunning
31.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie-1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

31.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 31.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

31.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 32 Waarde - Archeologie - 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie-2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
32.3 Aanlegvergunning
32.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie-2 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
32.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 32.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 32.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

32.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat – waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels - uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor bouwvergunning is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Overschrijding bouwgrenzen
35.1.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

35.1.2 Overschrijding ten behoeve van aan- of uitbouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 35.1.1. ten behoeve van de overschrijding van bouwgrenzen door een aan- of uitbouw aan een woning:

  • a. tot een maximum oppervlakte van 6 m² indien de diepte van de voortuin kleiner of gelijk is aan 2m;
  • b. tot een maximum oppervlakte van 15 m² indien de diepte van de voortuin groter is dan 2 m;

met dien verstande dat:

  • c. de goothoogte van de aan- of uitbouw maximaal 3 m mag bedragen;
  • d. de afstand van de aan- of uitbouw tot de bestemming Verkeer ten minste 0,5 m dient te bedragen;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor de omringende bestemmingen mogen optreden.
35.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
35.3 Afstanden van woningen tot wegen en Wgh-inrichtingen
35.3.1 Aan te houden afstanden tot wegen
  • a. ingeval van nieuwe woningen, aan- en uitbouwen en andere geluidsgevoelige objecten ingevolge planwijziging of ontheffing, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en andere geluidsgevoelige objecten tot de as van de weg – ter beperking van geluidhinder – niet minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstanden;
  • b. ingeval de herbouw van een bestaande woning en andere geluidsgevoelige objecten, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de andere geluidsgevoelige objecten tot de as van de weg niet minder bedragen dan de bestaande maat.

no.   weg   wegvak   48 dB-contour (in meters uit de wegas)  
1   Wielstraat     23  
2   Waspikse weg     40  
3   Stadshouderdijk     18  
4   Spoorstraat     36  
5   Schotse Hooglanderstraat   43    
6   Middellaan (N629)   Westerlaan - Groenstraat   250  
7   Groenstraat   a) Middellaan - Groenstraat   26  
    b) Dorpspad -Hogedijk   25  
    c) Middellaan - Doelstraat   8  
8   Doelstraat   a) Groenstraat - Westerlaan   9  
    b) Groenstraat - Rijensestraatweg   8  
9   Kanaaldijk Noord   a) Doelstraat - Rijensestraatweg   18  
10   Westerlaan     35  
11   Laagstraat   a) Groenstraat - Westerlaan   25  
    b) Noorderlaan - Dorpspad   39  
12   Noorderlaan     32  
13   Dorpspad     11  
14   Hogedijk     48  
15   Lage Ham   a) Groenstraat - Watertorenstr.(Z)   51  
    b) Watertorenstr.(Z) - Noorderlaan   62  
16   Klein Dongenseweg   Hoofdstraat - Fazantenweg   42  
17   Bolkensteeg   Klein Dongensweg - Laagveen   52  
18   Beljaartlaan     24  
19   Fazantenweg   a) Bolkensteeg - Procureurweg   57  
    b) Procureurweg - Voldersweg   25  
    c) Voldersweg – Oude Veepad   17  
20   Procureurweg   a) Fazantenweg - Hof   49  
    b) Hof - Berlagestraat   55  
21   Berlagestraat     29  
22   Breedstraat     22  
23   Vaartweg   d) Gaasjesweg - Nieuweweg   21  
24   Nieuweweg     17  
25   Middelstraat     22  
26   Ravenbosweg     15  
27   Vogelenzang   b) Hoefweg - Ravenbosweg   15  
28   Hoefweg     26  
29   Gaasjesweg   Fazantenweg - Vaartweg   156  
30   Gemeentenweg   a) Vaartweg - Hoefweg   180  
    b) Hoefweg - Capelsedreef   170  
31   Dongenseweg     76  
32   Capelsedreef   Gemeentenweg ->   42  
33   Moersedreef   Gemeentenweg - Nieuweweg   26  
34   Heibloemstraat     35  
35   Eindstraat   a) Bosweg - Veepad   79  
    b) Veepad - Kwartelweg   64  
    c) Kwartelweg - Vennen   64  
36   Oudebaan     4  
37   Vierbundersweg (N632)   a) Bosweg - Uiterste Stuiver   240  
    b) Uiterste Stuiver – Kanaaldijk N.   156  
    c) Kanaaldijk N. - Kanaal   250  
38   Kanaaldijk Noord   b)Vierbundersweg - Wilhelminastraat   176  
39   Burg. Brokxweg     250  
40   M. Janssenweg   b) Hubertusstraat - Fazantenweg   10  

35.3.2 Verkleining van de afstand tot wegen bij planwijziging of ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 35.3.1 teneinde nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten ingevolge planwijziging of ontheffing op een kleinere afstand tot de weg toe te staan dan in de tabel van lid 35.3.1 is aangegeven, indien:

  • a. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.

35.3.3 Verkleining van de afstand tot wegen bij herbouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 35.3.1 teneinde herbouw van woningen en andere geluidsgevoelige objecten toe te staan op een kleinere afstand, indien:

  • a. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.

35.3.4 Woningen binnen de 50-dB(A)-contour industrielawaai

Nieuwe woningen - ingevolge planwijziging of ontheffing - of herbouw van een woning elders op een bestemmingsvlak of bouwvlak zijn niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'geluidzone – industrie'.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

  • a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  • b. burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

37.1 Veiligheidszone-lpg 

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-lpg' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoelt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.

37.2 Veiligheidszone-leiding

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' geldt dat het aantal bouwwerken dat moet worden aangemerkt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, niet mag toenemen.

Artikel 38 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

39.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

39.2 Waarde archeologie
39.2.1 Wijziging voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Waarde-Archeologie-2 geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.
39.2.2 Wijziging voor de verandering van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien dit op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk is met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.

39.2.3 Wijziging voor de verandering van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien de bebouwing ten behoeve van de voor dat bouwvlak geldende bestemming zonder deze verandering niet of niet goed zou kunnen worden gerealiseerd en op grond van archeologisch onderzoek is gebleken dat de verandering van het bouwvlak geen afbreuk doet aan de bescherming of de veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.
39.3 Nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden wijzigen in de bestemming Bos, Natuur of Water met in achtneming van het volgende:

  • a. wijzing kan alleen worden toegepast voor de realisering van de natte ecologische verbindingszone de Donge – Onkelsloot, de realisering van de natte ecologische verbindingszone Wilhelminakanaal, de inrichting van de natte ecologische verbindingszone 's Gravenmoerse Noordkade, de landschapsecologische zone Tilburg-Loon op Zand-Dongen of de landschapszone Groenstraat;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven door de natuurbeheerder.
39.4 Nieuwe woningen in bebouwingsconcentraties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden met de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-2' wijzigen in de bestemming Wonen-1 en / of Tuin met in achtneming van het volgende:

  • a. wijziging is alleen toegestaan indien elders stallen ten behoeve van de intensieve veehouderij, kassen of andersoortige ongewenste bebouwing wordt gesloopt en milieuwinst wordt behaald zoals bedoeld in de 'Beleidsnota Verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte' of 'Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006';
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen optreden voor omliggende agrarische bedrijven wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • c. landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen optreden voor de waterhuishouding;
  • e. wijziging wordt slechts toegepast indien tevens aannemelijk is dat de woning past in de omgeving en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit onder andere gelet op:
    • 1. de ligging en situering; indien van toepassing passend in de slagenverkaveling;
    • 2. goot- en bouwhoogte, kapvorm en richting;
    • 3. vormgeving en materiaal gebruik;
    • 4. de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied;
    • 5. de grootte van het perceel: het perceel waarop de woning wordt gebouwd heeft een oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
  • f. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid mogen niet negatief worden beïnvloed;
  • g. de toelaatbare goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 40 Algemene procedureregels

40.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

40.2 Procedure bij toepassing ontheffingsbevoegdheid

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

  • a. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-,nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 41 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Strafregel

Overtreding van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.6.1;
  • b. artikel 4.6.1;
  • c. artikel 5.6.1;
  • d. artikel 15.4.1;
  • e. artikel 19.3.1;
  • f. artikel 20.3.1;
  • g. artikel 22.4.1;
  • h. artikel 22.4.4;
  • i. artikel 28.3.1;
  • j. artikel 29.4.1;
  • k. artikel 30.4.1;
  • l. artikel 31.3.1;
  • m. artikel 32.3.1;

is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 43 Overgangsrecht

43.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
43.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
43.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 44 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het geconsolideerde bestemmingsplan 'Buitengebied Dongen'.