Plan: | Bolkensteeg 33 - 35 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01 |
Initiatiefnemer De Bunte Vastgoed Zuid B.V. is voornemens op een onbebouwd perceel aan de Bolkensteeg te Dongen een tweetal appartementenblokken met in totaal 25 woningen te realiseren.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Beljaart' (vastgesteld op 24 februari 2009), waarbij de gronden bestemd zijn als 'Tuin'.
Het beoogde woningbouwinitiatief is in strijd met het geldende bestemmingsplan, aangezien er binnen de bestemming 'Tuin' geen woningbouw mogelijk is. De gemeente Dongen staat echter positief tegenover de ontwikkeling en heeft besloten principe-medewerking te verlenen aan de planvorming. In het kader van de beoogde ontwikkeling is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied betreft het onbebouwde perceel gelegen tussen de Bolkensteeg 31 en 37 in Dongen. Dit perceel is kadastraal aangeduid als DGN01-B-2170. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 3.160 m2.
In de directe omgeving van het plangebied komt overwegend een woonfunctie voor, maar zuidwestelijk langs de Bolkensteeg liggen net voorbij het plangebied ook meerdere kantoorpanden en praktijken (o.a. huisartsenpraktijken). In figuur 1.1 en 1.2 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: AHN-viewer)
Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (Bron: Cier Architecten)
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Beljaart' (vastgelegd op 24 februari 2009), waarbij de gronden bestemd zijn als 'Tuin' ten behoeve van tuin bij de gebouwen op hetzelfde bouwperceel. Op de als tuin bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van voorgenoemde doeleinden worden gebouwd.
Een uitsnede van de verbeelding met aanduiding van het plangebied is weergegeven in figuur 1.3.
Figuur 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'De Beljaart' met aanduiding plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen)
De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op grond van de geldende tuinbestemming zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan. Om de gewenste planologische medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief is daarom het voorliggend bestemmingsplan 'Bolkensteeg 33 - 35' opgesteld.
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in en rond het plangebied en geeft inzicht in de beoogde ontwikkeling. In Hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Dongen. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de sectorale milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de procedure.
Momenteel is het plangebied onbebouwd en geheel groen door bomen, struiken en andere vegetatie. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat de locatie in de afgelopen jaren ook onbebouwd is geweest. Wat betreft de ligging aan de Bolkensteeg wordt opgemerkt dat dit een oude route betreft, die terug te herleiden is naar een route door het landschap vanaf de 19e eeuw.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de bebouwing aan de Schoolsticht en aan de zuidzijde door de Bolkensteeg. In de directe omgeving van het plangebied komt overwegend een woonfunctie voor. Aan de kant van het centrum van Dongen, aan de straatzijde van het plangebied, staan verschillende bedrijfspanden en kantoren met een vergelijkbare schaal en positie ten opzichte van de weg. Samen met de bomenrij bepalen deze het straatbeeld aan de Bolkensteeg.
De woningen in de direct omgeving van het plangebied zijn overwegend grondgebonden, hebben een dorpse uitstraling en kennen veel diversiteit wat betreft situering, kapvorm en architectonische uitstraling. De kantoorpanden en praktijken langs de Bolkensteeg kennen overwegend 2 tot 3 bouwlagen, zijn plat afgedekt en stemmen qua architectonische uitstraling meer overeen.
In de figuren 2.1 t/m 2.3 is de huidige situatie van het plangebied in beeld gebracht.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Cyclomedia)
Figuur 2.2 Plangebied gezien vanaf de Bolkensteeg
Figuur 2.3 Bebouwing in omgeving van het plangebied (Bron: CIER Architecten)
Algemeen
Initiatiefnemer De Bunte Vastgoed Zuid B.V. is voornemens op het onbebouwde perceel tussen de Bolkensteeg 31 en 37 te Dongen een tweetal appartementenblokken met in totaal 25 woningen te realiseren. Naast de benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein ook diverse bergingen gerealiseerd. Figuur 2.4 t/m 2.9 tonen de betreffende situatietekeningen en impressies. Het VO-stedenbouwkundig plan is opgenomen als bijlage 1.
Figuur 2.4 Situatietekening schaal 1:500 (Bron: CIER Architecten)
Figuur 2.5 Situatietekening schaal 1:200 met aanduiding afstandsmaten (Bron: CIER Architecten)
Figuur 2.6 Impressie vogelvlucht beoogde ontwikkeling voorzijde (Bron: CIER Architecten)
Figuur 2.7 Impressie vogelvlucht beoogde ontwikkeling achterzijde (Bron: CIER Architecten)
Figuur 2.8 Principedoorsnede schaal 1:200 (Bron: CIER Architecten)
Figuur 2.9 Straatbeeld schaal 1:200 (Bron: CIER Architecten)
Stedenbouw en programma
Met de stedenbouwkundige opzet zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Voor de bouwvolumes wordt de voorgevellijn van de kantoren aangehouden en de achtergevellijn van de woning ten zuidwesten van het plangebied. Achter de bouwvolumes is plaats voor een rij bergingen voor de bewoners en een parkeerkoffer. Hierdoor ontstaat er aan de kant van de Bolkensteeg ruimte voor twee bouwvolumes ingebed in een groene omgeving.
Alle appartementen in dit project zijn georiënteerd aan de Bolkensteeg en worden per bouwblok ontsloten door middel van een compacte verkeersruimte met trap en lift die vanaf de achterzijde te bereiken is. In de gebouwen is een mix aanwezig van kleine, middelgrote en grote appartementen.
De bouwvolumes zijn geparcelleerd en aan de zijkanten in hoogte getrapt ontworpen zodat ze goed aansluiten op de aangrenzende woningen. Binnen het bouwblok zijn kleinere volumes van elkaar te onderscheiden door middel van een lichte verspringing in hoogte en gevelpositie. Deze geparcelleerde gevelvlakken worden gematerialiseerd met drie op elkaar afgestemde baksteensorteringen. De gemeenschappelijke ruimte aan de achterzijde van het bouwblok is gematerialiseerd in hout en komt door de aangrenzende puien visueel los van het bouwblok. Door de glazen balustrades, betonkaders, betonnen balkons en verticaal metselwerk ter plaatse van de plint en dakrand ontstaat er een rijk gevelbeeld.
Het beoogde programma bestaat uit 25 koopappartementen verdeeld over een tweetal blokken:
Blok 1
9x goedkoop (49 m2)
6x midden (2x 69 m2 / 4x 83 m2)
Blok 2
4x goedkoop (49 m2)
4x midden (78 m2)
2x duur (112 m2)
De plattegrondstekeningen van de twee appartementengebouwen zijn weergegeven in figuur 2.10. De doorsendes van de gebouwen zijn weergegeven in figuur 2.11.
Figuur 2.10 Plattegrondtekening appartementengebouwen (Bron: CIER Architecten)
Figuur 2.11 Doorsnede appartementengebouwen (Bron: CIER Architecten)
Ontsluiting en parkeren
Het plangebied zal worden worden ontsloten middels een nieuwe in/uitrit op de Bolkensteeg. In het ontwerp zijn binnen een omzoomde parkeerkoffer 50 parkeerplaatsen voorzien. De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in grasbeton.
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het regionaal en gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?
Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit plan relevante nationale belangen zijn:
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
Wonen is voor dit plan het meest relevant. Tot 2030 moeten er in Nederland ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing
Net zoals in grote delen van Nederland is er op dit moment in de regio en in de gemeente Dongen sprake van een schaarste aan geschikte woningen, met als gevolg een overspannen woningmarkt. Er is behoefte aan nieuwe woningbouwlocaties, te beginnen in het bestaand bebouwd gebied. De locatie aan de Bolkensteeg biedt hiervoor nadrukkelijk kansen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in de NOVI. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
Toetsing
Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De grens van een stedelijke ontwikkeling ligt bij woningen op basis van jurisprudentie op circa 11-14 woningen.
De ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit twee stappen: de eerste stap bestaat uit het aantonen van de behoefte voor de beoogde ontwikkeling. Voor de tweede stap wordt er in beginsel vanuit gegaan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dit nadrukkelijk gemotiveerd te worden in de toelichting van het bestemmingsplan.
Toetsing
Algemeen
Uitgangspunt voor de woningbouwontwikkeling aan de Bolkensteeg 33-35 is het toevoegen van 25 woningen. Er is een gedifferentieerde bouw op het oog en deze woningbouw is opgenomen in het woningbouwprogramma dat vanuit de provinciale prognose naar boven is bijgesteld. Het planvoornemen is berust op een vrije kavel met een totaal oppervlak van 3.160 m². Hierop zullen twee bouwblokken komen die bij elkaar 25 appartementen omvatten met woningen in verschillende prijsklassen.
Bestaand stedelijk gebied
In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Het plangebied aan de Bolkensteeg 33-35 ligt in bestaand stedelijk gebied.
Stedelijke ontwikkeling
Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het geldend bestemmingsplan maakt, zoals beschreven in paragraaf 1.3, geen woningen mogelijk. In dit geval worden in totaal maximaal 25 woningen mogelijk gemaakt. Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.
Relevante woonregio
Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen is dat de gemeente Dongen, binnen de regio Hart van Brabant (figuur 3.1).
Figuur 3.1 Regionale woningmarktgebieden (Bron: Brabantse Agenda wonen)
De kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de beoogde ontwikkeling blijkt uit diverse bronnen die hierna worden behandeld.
Kwantitatieve behoefte
Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020)
Voor het woningbouwprogramma van de gemeente Dongen is de provinciale 'Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020) van de provincie Noord-Brabant richtinggevend. Hierin wordt de kwantitatieve woningbehoefte geraamd op het toevoegen van 1.130 woningen in de periode tot en met 2030 (113 per jaar). In de periode daarna zijn nog eens circa 500 woningen nodig (ongeveer 50 per jaar). Tabel 3.1 is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.
Tabel 3.1 Indicatie toename woningvoorraad gemeente Dongen 2020-2040
(Bron: Provincie Noord-Brabant)
Er zijn in 2031 naar verwachting ongeveer 12.470 woningen nodig. De actuele woningvoorraad in de gemeente Dongen per 1 januari 2021 is 11.456 woningen. Dat betekent dat de resterende opgave tot 2031 1.014 woningen is.
Regionale afspraken
De gemeente Dongen heeft op 9 maart 2023 met gemeenten van de subregio's Breda en Hart van Brabant de landelijke Woondeal met minister De Jonge en de provincie ondertekend. Daarin ligt onder andere vast dat de minimale bouwopgave tot en met 2030 bestaat uit een netto toevoeging van 1.118 woningen. Het accent voor de nieuwbouw ligt bij plannen in het stedelijk gebied. Wat praktisch in ieder geval betekent dat alle plannen die al in 2023 onderdeel uitmaakten van het bouwprogramma zeker moeten worden gerealiseerd. Het plan aan de Bolkensteeg maakt deel uit van dat programma.
Qua plancapaciteit is opgenomen dat iedere gemeente streeft naar een totale (jaarlijkse) planvoorraad (zachte en harde plancapaciteit) van minimaal 130%. Met de betrekking tot de programmering is vastgelegd dat voor nieuwe woningbouwplannen de volgende verdeling (conform voorgeschreven rijksbeleid) uitgangspunt is: 30% sociale huur, 40% overig betaalbaar (middeldure huur en/of betaalbare koop) en 30% vrije sector (huur en/of koop). Voor de zachte planvoorraad ligt de focus op (snelle) realisatie.
Er is een inspanningsverplichting voor gemeenten (en daarmee ook de betreffende ontwikkelende partijen) om voor de bestaande zachte planvoorraad, waar mogelijk en noodzakelijk de betreffende plannen om te vormen naar de 30-40-30 afspraak. Gemeenten motiveren bij deze projecten waarom (o.a. specifieke lokale behoefte, het belang van een snelle realisatie), een zacht plan niet aan de 30-40-30 regel hoeft te voldoen.
Ten aanzien van het programma voorliggende ontwikkeling aan Bolkensteeg heeft afstemming met de wethouder en projectleider van de gemeente Dongen plaatsgevonden, waarbij is bepaald dat twee plannen binnen de kern Dongen samen één programma zouden vormen. Dit zijn de plannen aan de Oude Baan en voorliggend plan aan de Bolkensteeg. Beide locaties zijn in eigendom van initiatiefnemer De Bunte Vastgoed Zuid B.V. en voor beide plannen wordt een (aparte) planprocedure doorlopen.
Gemeente heeft hierbij nadrukelijk aangegeven dat hierbij nadrukkelijk aandacht dient te worden besteed aan de specifieke vraaag naar woningen in het goedkope koopsegment, gebaseerd op de Woonvisie 'Dongen Woont 2017 – 2027' en het uitgevoerde Woningbehoefteonderzoek (welke verderop in deze onderbouwing aan bod komen).
Het programma ziet er als volgt uit:
Oude Baan | 11 woningen in het dure koop segment (waarbij sprake is van een vervanging van 1 bestaande dure koopwoning en toevoeging van 10 dure koopwoningen) |
Bolkensteeg | 13 woningen goedkope koop segment | |
10 woningen middel dure koop segment | ||
2 woningen dure koop segment |
Het totale programma ziet er dus als volgt uit met prijspeil 2023:
Goedkope koop | t/m € 225.000,-- V.O.N. | 13 eenheden | 36% |
Middel dure koop | Tot € 355.000,-- V.O.N. | 10 eenheden | 28% |
Dure koop | vanaf € 355.000,-- V.O.N. | 13 eenheden | 36% |
Kwalitatieve behoefte
Woonvisie 'Dongen Woont 2017 – 2027'
De woonvisie 'Dongen Woont 2017 – 2027' is begin 2017 vastgesteld. De woonvisie benoemt de thema's: betaalbaar wonen, samenwerken aan wonen en zorg, verduurzaming van de woningvoorraad en de nieuwbouwprogrammering. De woonvisie vormt de basis voor de jaarlijkse prestatieafspraken met corporaties.
Volgens de woonvisie gaan noodzakelijke nieuwe woningen grotendeels gebouwd worden op uitbreidingslocaties, maar er wordt ook aandacht gegeven aan de herontwikkeling en/of transformatie van bestaand en verouderd vastgoed. Om in te kunnen spelen op een veranderende behoefte moet er planologisch zo veel mogelijk flexibiliteit ingebouwd worden (globale eindplannen die snel en flexibel in kunnen spelen op de kwalitatieve behoefte die er op dat moment speelt). De woonvisie wijst op het belang om in nieuwbouwplannen rekening te houden met de relatief sterke groei van het aantal éénpersoonshuishoudens, die voor een groot deel bestaat uit oudere inwoners. Ook wordt gewezen op de behoefte aan een meer gevarieerd woningaanbod, gelet op de tamelijk eenzijdige woningvoorraad. Bij het plan Bolkensteeg wordt ingespeeld op de behoefte aan woonruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Voor een deel kan hiermee ingespeeld worden op zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve behoefte.
Woningbehoefteonderzoek
Op verzoek van de gemeenteraad is in 2021 een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek moet een antwoord geven op de vraag wat de huidige woningbehoefte is in de verhouding huur / koop, woningtypologieën en prijsklassen en welke potentiële tekorten en overschotten er zijn in de woningvoorraad. Onderzocht is of er belangstelling en / of behoefte is aan alternatieve woonconcepten en woonvormen, speciale doelgroepen, en aan kavels voor zelfbouw (kleine, middelgrote en grote kavels). Het onderzoek is in december 2021 afgerond. In de door de raad vastgestelde uitgangspuntennotitie is nog geen definitieve invulling opgenomen van de typologieën van te bouwen woningen. Dat gebeurt op een later moment, bij de verdere uitwerking van de plannen.
In het onderzoek komt naar voren dat de gemeente Dongen een dorpse woongemeente is, waar de vergrijzing op dit moment nog niet zo groot is en waar veel gezinnen met wat oudere kinderen wonen. De vergrijzing zal de komende jaren wel toenemen met het ouder worden van de generatie babyboomers. Ook wonen in Dongen veel emptynesters (ouders van wie de kinderen niet meer thuis wonen). Kenmerk van deze groep is dat zij vrij weinig verhuizen en vaak nog woonachtig zijn in de (eengezins)woning waar men sinds lange tijd woont. Overige aspecten die uit het onderzoek naar voren komen zijn hierna opgesomd.
Figuur 3.2 Woningbehoefte (Bron: Companen)
In het onderzoek zijn de huidige en verwachte woningbehoefte richting 2032 blootgelegd. Op basis daarvan zijn de tekorten, de kwalitatieve vraag en de knelpunten op de huidige markt geschetst. Het zou echter niet verstandig zijn om de berekende tekorten zo maar één-op-één te vertalen naar het woningbouwprogramma op twee aangewezen specifieke nieuwbouwlocaties (Noorderbunder en Waspikse weg). Daarvoor zijn nog veel meer invalshoeken van invloed. Die invalshoeken zijn niet alleen maar ingegeven vanuit de woningbehoefte, maar zijn nadrukkelijk context- en locatieafhankelijk. Het verdient daarom een aanbeveling om het woningbouwprogramma bij herontwikkelingen zoals aan de Bolkensteeg op te stellen:
Het Woningbehoeftenonderzoek geeft in lijn met het actuele rijksbeleid en landelijke (prestatie)afspraken aan dat er een duidelijke opgave ligt voor diverse groepen doorstromers en (semi)starters. Dit vertaalt zich voor Dongen nadrukkelijk in een urgentie voor het realiseren van huisvesting van betaalbare woningen.
De behoefte is regionaal afgestemd. In paragraaf 3.3.2 wordt het initiatief verder getoetst aan de Interim omgevingsverordening.
De beoode ontwikkeling is aan te merken als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' binnen bestaand stedelijk gebied. De woningbouwplannen zijn afgestemd op de provinciale en regionale behoeften. De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het Rijksbeleid.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren. De beoogde ontwikkeling, waarbij bestaande gronden worden herbestemd naar een nieuw woongebied ten behoeve van de realisatie van elf extra woningen, draagt hieraan bij.
Op 1 januari 2024 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de Omgevingsvisie Nood-Brabant. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn zogenaamde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
Het volgende artikel is relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen 'stedelijk gebied' en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Toetsing
Het 'stedelijk gebied' zoals gehanteerd door de provincie bestaat uit het 'stedelijk concentratiegebied' en de 'landelijke kern'. Het plangebied ligt binnen het 'stedelijk concentratiegebied' zoals gehanteerd binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (figuur 3.3). Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere voorzieningen om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik. Voorliggend plan speelt in op deze mogelijkheden.
Figuur 3.3 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant met plangebied rood aangegeven (Bron: Provincie Noord-Brabant)
De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Provinciale Staten hebben vervolgens op 11 maart 2022 de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De verordening treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking. In de definitieve verordening zijn, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt.
De belangrijkste wijzigingen zijn:
In de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het provinciaal beleid.
Per 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking. Deze wet verplicht gemeenten uiterlijk 2024 een omgevingsvisie te hebben vastgesteld. In de omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn vast. De omgevingsvisie is integraal en heeft daarmee betrekking op alle terreinen van de fysieke leefomgeving. De gemeente stelt één omgevingsvisie voor het hele grondgebied vast.
Op 25 mei 2023 heeft de gemeente Dongen haar Omgevingsvisie voor 2040 vastgesteld. Een uitsnede van de Omgevingsvisiekaart is weergegeven in figuur 3.4.
Figuur 3.4 Uitsnede Omgevingsvisiekaart gemeente Dongen met plangebied rood omcirkeld (Bron: Gemeente Dongen)
Toetsing
Er wordt met het initiatief ingezet op de toevoeging van woningen binnen bestaand bebouwd gebied op een locatie waar het perceel momenteel onbebouwd is en als tuin wordt gebruikt. Door de realisatie van woningbouw wordt een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst behaald. De ontwikkeling versterkt hiermee het gebied en is gekoppeld aan de ambities ten aanzien van een gezonde leefomgeving, waar met name de ambitie duurzame woningvoorraad in terug komt. Tevens zorgt de ontwikkeling voor behoud van het gebiedstypen 'woonkernen' met bijbehorend karakter.
Hiermee sluit de beoogde ontwikkeling aan op de Omgevingsvisie van de gemeente Dongen.
De woonvisie geldt voor een lange termijn en is op onderdelen wat gedateerd geraakt. De strekking van de visie is echter nog altijd actueel en bruikbaar voor de uitvoeringspraktijk.
Dongen kent een woningvoorraad van ruim 11.000 woningen die grotendeels bestaat uit eengezinswoningen. Dat is historisch zo gegroeid. Met nieuwbouw voegen we daar jaarlijks ongeveer 100 woningen aan toe. Nog steeds zijn dat veelal eengezinswoningen, terwijl de groei vooral zit in éénpersoonshuishoudens. De bestaande woningvoorraad blijft volgens de woonvisie grotendeels gehandhaafd Er worden beperkt woningen toegevoegd, voor het overgrote deel gebeurt dat in de vorm van nieuwbouw. Uitgangspunt is verder hergebruik en/of transformatie van vrijkomend vastgoed (o.a. zorgvastgoed, religieus vastgoed en kantoor- en schoolgebouwen).
De visie gaat nog uit van de provinciale bevolkingsprognoses van 2014 en de woningbehoefte die daarop is gestoeld. Dongen blijkt sterker te groeien dan in die prognoses werd voorzien. Medio 2020 zijn geactualiseerde prognose verschenen, met een doorberekening naar de benodigde woningvoorraad. Die moet uiteindelijk groeien naar zo’n 12.900 woningen in 2040, In de periode 2020 – 2030 zijn de meeste woningen nodig: een uitbreiding met circa 120 woningen per jaar is gewenst. Na 2030 vlakt de groei af en zijn er minder woningen nodig.
Toetsing
Volgens de woonvisie gaan noodzakelijke nieuwe woningen grotendeels gebouwd worden op uitbreidingslocaties (Beljaart, Noorderbunder, Waspikse Weg), maar er wordt ook aandacht gegeven aan de herontwikkeling en/of transformatie van bestaand en verouderd vastgoed. Ook wil de gemeente Dongen het voor jongeren en gezinnen mogelijk maken om in de gemeente te blijven wonen. Door het herontwikkelen binnen stedelijk gebied door middel van de realisatie van 25 woningen wordt ingspeeld op de ambities vanuit de woonvisie.
Momenteel is tevens een nieuwe woonzorgvisie in de maak, welke naar verwachting in december 2023 door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Zodra deze visie is vastgesteld, zal het initiatief hieraan getoetst worden.
De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2021-2040 voorziet in de bouw van in totaal 1.610 woningen. De ontwikkeling van de woningen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma.
De bebouwde omgeving bestaat uit verschillende woon- en werkgebieden zoals: historische dorpscentra, individuele woningen en kleinschalige woningbouwprojecten van voor de tweede wereldoorlog, naoorlogse woonwijken en bedrijventerreinen. Voor de gebiedsgerichte criteria is Dongen onderverdeeld in de deelgebieden:
Het plangebied bevindt zich in het deelgebied 'Woongebieden' zoals weergegeven in figuur 3.5. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
Figuur 3.5 Deelgebieden Dongen met aanduiding plangebied (Bron: Gemeente Dongen)
Woongebieden
Binnen het deelgebied 'woongebieden' valt een bonte verzameling van kleinere woongebieden uit sterk uiteenlopende bouwperioden en met sterk uiteenlopende verschijningsvormen. Overeenkomst tussen deze gebieden is het informele, groene en meestal rustige karakter van deze gebieden.
Beschrijving woongebieden
De bebouwing binnen dit deelgebied is zeer uiteenlopend. De secundaire structuren met lintbebouwing van begin vorige eeuw en de jaren 1920-30, maar ook de individuele woningbouw uit de periode tussen 1950 en 1980 vallen binnen dit deelgebied. Daarnaast zijn er projectmatig gerealiseerde woningen zoals de arbeidshuisjes aan de Wilhelminastraat en woningen die sterke invloeden vertonen van de tuindorp gedachte aan de Julianastraat - Emmastraat. De villa's op ruimte groene kavels aan de Mgr. Schaepmanlaan vallen ook binnen dit deelgebied alsmede de twee-onder-een-kap woningen aan de Deken Batenburgstraat: een rustig groen straatje met bebouwing uit 1960-70.
Opvallend in deze deelgebieden zijn de zorgvuldig ontworpen stedenbouwkunidge ensembles zoals de driekhoekige groene hoven aan de Julianastraat - Emmastraat, Julianastraat - Kanaalstraat en het Oranjeplein, maar ook de brede groene laan van de Mgr. Schaepmanlaan en de besloten intieme opzet van het Kloostercomplex aan de Hoge Ham.
Karakteristieken en kwaliteiten dorpswonen
De belangrijkste kwaliteiten van deze gebieden zijn enerzijds de diversiteit in de individuele panden en anderzijds de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. Bebouwing, groen en openbare tuimtes zijn in samenhang tot stand gekomen. Een deel van deze gebieden kent een opbouw met individuele panden langs straten op hofjes. Hier is juist de diversiteit een pré. Door de uiteenlopende bouwperioden en verschijningsvormen is hier veel mogelijk., zowel traditioneel, historiserend als modern. Contrasten kunnen het karakter van deze gebieden versterken. Een klein deel bestaat uit seriematige woningbouw van voor WOll. De bebouwing is eenvoudig en bestaat veelal uit identieke woningen. Zeer belangrijk zijn de bindende elementen in het beeld als: Dakvlakken/kappen, dakgoten samen met elementen die de gevel of op het dak herhaald worden.
Gebiedsgerichte criteria dorpswonen
Doelstelling:
Voor de deelgebieden met dorpswonen geldt een regulier welstandsregime. Het beleid voor deze gebieden is gericht op het versterken van diversiteit en contrasten en het behouden van stedenbouwkundige ensembles. Bij individuele panden is het versterken van de diversiteit in bebouwing en de verschijningsvorm van belang. Eigentijdse vormgeving is toegestaan passend binnen de gegeven hoofdopzet. Bij de stedenbouwkundige eenheden is verwantschap in architectuur, maatvoering, materiaalgebruik en de verbindende werking van dakvlakken, gevelindeling, gootlijnen, schoorstenen e.d.
Toetsing
Er zal in maat en schaal van de nieuw te bouwen woningen worden aangesloten bij de directe omgeving van het plangebied. Hierdoor past de beoogde ontwikkeling binnen het welstandsbeleid. Met de aanvraag omgevingsvergunning bouwen zal sowieso nog (nader) worden getoetst aan het welstandsbeleid.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit het mogelijk maken van maximaal 25 woningen in het plangebied. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling, welke als bijlage 2 is opgenomen. Het bevoegd gezag neemt op basis hiervan een m.e.r.-beoordelingsbeslissing.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). Hierbij wordt uitgegaan van een ligging in schil centrum. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren Dongen'. Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in zone C 'Rest bebouwde kom incl. 's-Gravenmoer' aangehouden. De gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Gemotoriseerd verkeer
De te realiseren woningen zullen ontsloten worden op de Bolkensteeg. Richting het noordoosten sluit de Bolkensteeg aan op de Fazantenweg / Klein Dongenseweg, waarna ontsluiting mogelijk is richting de kernen Klein-Dongen, Vaart, 's-Gravenmoer, De Moer, Waspik en Kaatsheuvel. Richting het zuidwesten sluit de Bolkensteeg aan op de Hoge Ham en de Lage Ham, welke over gaat in de Groenstraat/Hogedijk welke aansluit op de Provincialeweg. Richting het zuidwesten wordt via de rotonde Lage Ham ontsloten op de Noorderlaan - Westerlaan (riching Oosterhout), en de Hoge Ham welke aansluit op de Gasthuisstraat/Monseigneur Poelsstraat en het centrum van Dongen. De Westerlaan en de Gasthuisstraat (gaat over in de Middellaan) zijn beide aangesloten op de N629 welke in verbinding staat met de A27. De ontsluiting van het gemotoriseerde verkeer is goed.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte ligt op een afstand van minder dan 100 meter van het plangebied. Deze halte wordt bediend door bussen in de richtingen Waalwijk en Rijen.
Langzaam verkeer
Het fietsverkeer op de Bolkensteeg maakt gebruik van het vrijliggend fietspad aan de overzijde van het plangebied. Bij omliggende erftoegangswegen mengt het fietsverkeer zich met het autoverkeer en zijn er doorsteken voor langzaam verkeer aanwezig. Op diverse locaties aan de erftegangswegen zijn voetpaden aanwezig.
Conform het plan zullen in een tweetal appartementenblokken 25 woningen gerealiseerd worden. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren' van de gemeente Dongen. Hierbij wordt uitgegaan van het maximum van de bandbreedte. In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de beoogde woningtypologieën met bijbehorende maximale parkeerbehoefte.
Tabel 4.1 Parkeerbehoefte toekomstige situatie
Aantal | Norm (maximum) | Parkeerbehoefte | |
Koop, etage, goedkoop | 13 | 2,0 | 26 |
Koop, etage, midden | 10 | 2,2 | 22 |
Koop, etage, duur | 2 | 2,4 | 4,8 |
Totaal | 25 | 52,8 |
Voor de beoogde ontwikkeling zijn op basis hiervan afgerond 53 parkeerplaatsen benodigd. In het ontwerp zijn 50 parkeerplaatsen opgenomen. Conform de norm is daarmee een theoretisch tekort van 3 parkeerplaatsen. Dit tekort is gezien de doelgroep en de bijbehorende norm van 0,3 voor bezoekersparkeren in de basis acceptabel. In de praktijk zullen enkel in uitzonderlijke gevallen de parkeerplaatsen binnen het plangebied volledig bezet zijn. Daarnaast is er bij de appartementenblokken binnen het plangebied ruimte aanwezig waar tenminste 3 parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. Het gaat hierbij om groen dat zo wordt ingericht dat het eenvoudig omgezet kan worden in extra parkeerplaatsen. De ruimte wordt dus gereserveerd, maar deze parkeerplaatsen worden echter pas mogelijk gemaakt indien de situatie in de omgeving daar naar vraagt en er meer praktijkervaring en inzicht is in eventuele overlast binnen het plangebied en/of het openbaar gebied. Na planrealisatie zal dit worden gemonitord. Op deze manier wordt voorkomen dat er te veel parkeerplaatsen gerealiseerd worden wat ten koste zou gaan van de kwaliteit van het groen binnen het plangebied. Met deze benadering is de uitvoerbaarheid van het aspect parkeren voldoende aangetoond. In artikel 10.1 van de planregels is de opvang van de parkeerbehoefte tevens juridisch geborgd.
Na planrealisatie zal naast de hierboven beschreven reserveringsstrook de fysieke parkeersituatie binnen het plangebied en de openbare ruimte worden gemonitord. Mocht in de toekomst blijken dat de parkeerplaatsen binnen het plangebied in de praktijk nooit of enkel in uitzonderlijke gevallen volledig bezet zijn, zullen in afstemming met de gemeente Dongen mogelijkheden worden onderzocht om extra kwaliteit in de vorm van groen en/of ruimte voor watercompensatie aan het plan toe te voegen; een wens die tijdens de het participatietraject (paragraaf 6.2.1) vanuit meerdere omwonenden naar voren is gebracht.
De verkeersgeneratie is berekend met kencijfers van het CROW (publicatie 381). In de huidige situatie heeft het plangebied planologisch gezien een tuinfunctie, maar wordt deze in de praktijk niet als zodanig gebruikt. Hiermee is het niet realistisch om feitelijk dan wel planologisch een verkeersaantrekkende werking aan het plangebied toe te wijzen. Als uitgangspunt voor het plangebied wordt daarom voor de huidige situatie een verkeersaantrekkende werking van 0 mvt/etmaal gehanteerd.
In de toekomstige situatie wordt voor het plangebied uitgegaan van de toevoeging van in totaal 25 koopappartementen, waarvan 13 goedkope appartementen, 10 middeldure appartementen en 2 appartementen in de categorie duur. De bijbehorende beoogde verkeersgeneratie is weergegeven in tabel 4.2.
Tabel 4.2 Verkeersgeneratie toekomstige situatie
Aantal | Kencijfers CROW (gem.) | Weekdag | Werkdag | |
Koop, appartement, goedkoop | 13 | 4,9 | 63,7 | 70,71 |
Koop, appartement, midden | 10 | 5,6 | 56,0 | 62,16 |
Koop, appartement, duur | 2 | 7,1 | 14,2 | 15,76 |
Totaal | 25 | 133,9 | 148,63 |
Voor het beoogde woonprogramma betekent dit een verkeersgeneratie van 133,9 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Omrekening naar een gemiddelde werkdag vindt plaats met de standaard factor 1,11 voor woonfuncties. Op een gemiddelde werkdag genereert de ontwikkeling 148,63 mvt/etmaal. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de afwikkeling in een spitsuur maatgevend, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. In een gemiddeld spitsuur betekent dit een verkeersgeneratie van 14,86 mvt. Deze verkeersgeneratie is dusdanig beperkt dat het zal opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de planrealisatie.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
In de beoogde situatie worden 25 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de directe omgeving van het plangebied komt overwegend een woonfunctie voor, maar zuidwestelijk langs de Bolkensteeg liggen net voorbij het plangebied ook meerdere kantoorpanden en praktijken (o.a. huisartsenpraktijken). De omgeving van het plangebied kan gelet op de beperkte functiemenging worden getypeerd als 'rustig gebied'.
Ten zuidoosten van het plangebied ligt op circa 25 een bedrijfsbestemming met de functieaanduiding 'nutsvoorziening'. Een dergelijke nutsvoorziening is niet opgenomen in de voorgenoemde VNG-brochure. Momenteel staat op de locatie een trafohuisje, welke op circa 5 meter van een bestaande woning is gelegen. Gezien de onderlinge afstand tot onderhavig plangebied een veelvoud hiervan bedraagt, mag worden aangenomen dat er geen relevante milieuhinder optreedt.
Tenslotte liggen zuidwestelijk langs de Bolkensteeg meerdere kantoorpanden en praktijken (o.a. huisartsenpraktijken). Binnen de hier geldende bedrijfsbestemming zijn bedrijven t/m milieucategorie 2 toegestaan. De bijbehorende richtafstand bedraagt 30 meter. Gezien de kortste afstand tot het plangebied circa 35 meter bedraagt ontstaat ook hier geen relevante milieuhinder. Voorts worden de bedrijven niet belemmerd, temeer omdat op kortere afstand reeds bestaande woningen liggen.
Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en er worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgelegd op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder andere het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Erfgoedverordening gemeente Dongen 2016
De erfgoedverordening is op 13 oktober 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn verstoringen uitgezonderd in een gebied:
met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50.000 m2;
Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De gemeenteraad heeft op 10 februari 2011 de archeologische beleidskaart vastgesteld (figuur 4.1). Deze kaart moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten.
Figuur 4.1 Archeologische beleidsadvieskaart met aanduiding plangebied (Bron: gemeente Dongen)
Het plangebied aan de Bolkensteeg heeft conform de beleidsadvieskaart een lage verwachtingswaarde toegekend gekregen. Hier geldt inzake het gemeentelijk archeologisch beleid dat bodemingrepen in principe zijn toegestaan. Archeologisch onderzoek is uitsluitend noodzakelijk bij MER-plichtige projecten en/of een planoppervlak behelzen van 5 hectare of meer. Hier is met onderhavige ontwikkeling geen sprake van; onderzoek is niet benodigd.
Wel geldt voor deze gebieden de meldingsplicht bij het aantreffen van eventuele toevalsvondsten conform art. 5.10 van de Erfgoedwet, die vanaf 1 juli 2016 van kracht is. Dit kan telefonisch bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)
De 'Cultuurhistorische waardenkaart' (vastgesteld 26 september 2006) van de provincie Noord-Brabant vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).
De Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie is in de gemeente doorvertaald naar de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen (vastgesteld op 15 januari 2014).
In figuur 4.2 is het plangebied weergegeven in de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen. Hieruit blijkt dat het plangebied in een gebied met een cultuurhistorisch landschap ligt.
Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart met plangebied rood omcirkeld (Bron: Gemeente Dongen)
In dit gebied gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing met het aanwezige groen en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst van identiteitsbepalende objecten.
Het plangebied is gelegen aansluitend op cultuurhistorisch waardevolle gebieden. De omgeving als geheel is uniek omdat het een gegroeide historische structuur is waarin uit alle ontwikkelingsperiodes sporen zichtbaar zijn gebleven.
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 25 woningen op het terrein dat onbebouwd is. Bij het ontwerp en de realisatie van de nieuwe woningen zullen aanwezige historische (lijn)elementen (bomenrij en straatpatroon Bolkensteeg) behouden blijven en de omliggende bebouwing niet worden aangetast. Er zal op een acceptabele manier rekening gehouden worden met omliggende cultuurhistorische waarden.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het aspect cultuurhistorie.
De Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit vormen het wettelijk kader voor de beoordeling van geluid voor wegen, windturbines en bedrijven. In de Wet geluidhinder zijn normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai (industrieterreinen) opgenomen. In het Activiteitenbesluit zijn normen voor individuele inrichtingen en windturbines opgenomen. Daarnaast heeft de gemeente nog beleid ten aanzien van evenementen.
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh.
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Bolkensteeg (50m/h). De overige wegen in de directe omgeving kennen een snelheidsregime van 30 km/h.
In het kader van de beoogde ontwikkeling is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, opgenomen als bijlage 3.
In het onderzoek zijn de geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeer inzichtelijk gemaakt en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en het hogere waardenbeleid van de gemeente Dongen.
Uit hoofdstuk 4 van het rapport blijkt dat ten gevolge van de gezoneerde weg, de Bolkensteeg (N453), een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde aanwezig is. De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer is ten hoogste 55 dB (na aftrek). De geluidbelasting ten gevolge van de Schoolstigt (30km/uur) is maximaal 40 dB (voor aftrek). Van alle beschouwde wegen samen is de cumsulatieve geluidbelasting 60 dB.
Hogere waarden
Geluidreducerende bron- en overdrachtsmaatregelen stuiten op diverse bezwaren. Maatregelen bij de ontvanger worden wel als doelmatig gezien. Geadviseerd wordt hogere waarden aan te vragen voor de bron Bolkensteeg, weergegeven in tabel 4.3.
Tabel 4.3 Hogere waarden per appartementenblok en per verdieping
Alle woningen hebben na maatregelen een geluidluwe zijde en/of buitenruimte en/of een verblijfsruimte aan een luwe zijde en voldoen daarmee aan het hogere waarden beleid. Om een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat te borgen is in artikel 4.2.5 een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Het plangebied ligt buiten de richtafstanden van bedrijven in de omgeving en er ligt geen gezoneerd industrieterrein of windturbine in de buurt. De geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit zullen niet worden overschreden. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorweg. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanpocedure. In het kader van de nadere uitwerking is in artikel 4.2.5 een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Uit de risicokaart (figuur 4.3) blijkt dat in (de nabije omgeving) van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Voorts blijkt dat in (de nabije omgeving) van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook worden met de beoogde ontwikkeling geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt.
Figuur 4.3 Risicokaart met plangebied rood omcirkeld (Bron: Atlas leefomgeving)
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Initiatiefnemer is voornemens 25 woningen mogelijk te maken op de locatie aan de Bolkensteeg te Dongen. Door de ontwikkeling is er sprake een toename van verkeer van 148,86 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,23 ug/m³ en van fijnstof 0,03 ug/m³ (tabel 4.5). Hierbij is 2024 als jaar van planrealisatie aangehouden. Geconcludeerd kan worden dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Nader onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk.
Tabel 4.5 Resultaten NIBM-tool 2022
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit. De Beljaartlaan is de maatgevende weg. Uit de tool (figuur 4.4 en bijbehorende tabellen 4.6 t/m 4.8) blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied als gevolg van de ontwikkeling (met bijbehorende toename van het benoemde gehalte stikstof en fijnstof in de lucht) sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.4 Toetspunt directe omgeving plangebied (Bron: Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit)
Tabel 4.6 Concentraties NO2
Tabel 4.7 Concentraties PM10
Tabel 4.8 Concentraties PM2,5
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Voor het aspect externe veiligheid ten aanzien van leidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.8.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. De KLIC inmeting van het plangebied is opgenomen als bijlage 4. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
In het kader van de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Bijhorende rapportage is opgenomen als bijlage 5. De conclusie van dit onderzoek is hierna weergegeven.
Wet bodembescherming
Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met lood,
cadmium en PCB.
De ondergrond is, na uitsplitsing van het mengmonster, plaatselijk licht verontreinigd met zink. De in eerste instantie matige en sterke verontreiniging wordt niet bevestigd na de uitsplitsing. Ter bevestiging zijn de individuele ondergrondmonsters nabij perceelsgrens met Bolkensteeg 37-39 ook onderzocht op metalen, waarbij uitsluitend bij boring 100 de grond lichte verontreinigd is met zink.
Het grondwater is licht verontreinigd met nikkel en barium.
Besluit bodemkwaliteit
Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond indicatief voldoet aan de klasse industrie. De ondergrond voldoet, met uitzondering van de ondergrond bij 100 (70-100), indicatief aan de achtergrondwaarde. Bij boring 100 voldoet de grond indicatief aan klasse industrie. De eventueel tijdens de bouwactiviteiten vrijkomende bovengrond is geschikt voor hergebruik ter plaatse. Voor een formeel oordeel van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond (hergebruik) dient voldaan te worden aan hetgeen wat beschreven staat in de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit (aanwezigheid bodemfunctiekaart en/of AP04 onderzoek). Vooralsnog dienen voor de overtollige grond, afkomstig van de onderzoekslocatie, de eisen van het binnen de gemeente van toepassing zijnde beleid in acht genomen te worden.
Toetsing hypothese
Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "niet verdachte locatie" verworpen te worden. Er zijn op de perceelsgrens met Bolkensteeg 37-39 zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen, hetgeen leidt tot een bevestiging dat de op dit perceel in 1998 gesaneerde verontreiniging volledig is verwijderd.
Algemeen
Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat bij ongewijzigd gebruik binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
Op basis van een ingebrachte zienswijze is ter plaatse van de ingestorte opstallen verkennend onderzoek asbest in bodem uitgevoerd. Bijbehorend rapport is opgenomen als bijlage 6.
Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de actuele inzicht in de concentratie asbest in de bodem ter plaatse van ingestorte opstallen op het terrein en op basis hiervan na te gaan of deze asbestconcentratie aanleiding voor aanvullende maatregelen c.q. een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen herbestemming. Het veldwerk is uitgevoerd in maart 2024.
Bij de veldinspectie kan, vanwege de sterke begroeiing, rekening gehouden worden met een inspectie-efficiëntie van 40-60 %. Bij de beoordeling van het opgegraven materiaal wordt gesteld dat een inspectie-efficiëntie van 90-100% is bereikt. Bij de uitgevoerde maaiveldveldinspectie zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De inspectie werd bemoeilijkt door de vegetatie. Wel zijn binnen de perceelsgrenzen, buiten de te onderzoeken locatie, diverse materialen op het maaiveld waargenomen. Nu is ook te zien dat een strook op het noordoostelijk terreindeel enigszins hoger ligt dan de rest van de omgeving.
Geconcludeerd kan worden dat in de grond nabij de ingestorte opstal 1 geen asbest is aangetroffen. In de grond nabij de ingestorte opstal 2 is wel asbest aangetroffen. De berekende asbestconcentratie blijkt echter onder de norm voor nader onderzoek (= 50 mg/kg ds).
Opgemerkt dient te worden dat de locatie door de sterke begroeiing en de ingestorte opstallen in beperktere mate onderzocht kon worden, waardoor sprake kan zijn van een verhoogd restrisico binnen de contouren van het nu onderzochte gebied. Geconcludeerd kan worden dat bij een vermoedelijk puinpad, buiten de contouren van onderhavige locatie, een inspectie heeft plaatsgevonden. Bij deze inspectie is plaatselijk een bijmenging met puin en een asbestverdacht plaatmateriaal is aangetroffen. Dit gebied is verder buiten de scope van onderhavig onderzoek gebleven.
De verkregen resultaten uit het verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
De resultaten van het verkennend onderzoek asbest in bodem vormen, met in acht name van het verhoogde restrisico, geen belemmering om de bestemming van de locatie te wijzigen. Wel wordt geadviseerd om, bij daadwerkelijke herontwikkeling (met graafwerkzaamheden) het terrein te ontdoen van de materialen op het maaiveld en de aanwezige begroeiing, waarna een maaiveldinspectie en een onderzoek naar asbest binnen de verdachte terreindelen uitgevoerd kan worden, waarbij extra aandacht gegeven dient te worden aan de het plaatselijk aangetroffen puin in de grond en het gebied met het hoger liggend maaiveld.
Waterbeheer en watertoets
Voor alle ruimtelijke plannen zal een watertoets moeten worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde infiltreren, retentie binnen het plangebied, retentie buiten het plangebied of berging in bestaand watersysteem. Aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging komen hierin aan de orde. Met de watertoets wordt de waterbeheerder tijdig betrokken in het ontwerpproces. Opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is onder andere verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Dongen. Het gaat hierbij om de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij (nieuwe) ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Gemeentelijk beleid
Water- en Rioleringsplan Dongen
Het Water- en Rioleringsplan Dongen geeft het beleid van de gemeente Dongen weer op het gebied van rioleringszorg (afvalwater en hemelwater) en haar gemeentelijke zorgtaken ten aanzien van grondwater. In het plan komt ook het stedelijke oppervlaktewater aan de orde, omdat hemelwater, grondwater en zelfs afvalwater relaties hebben met het oppervlaktewater. De zorgplichten zijn zodanig geformuleerd dat iedere gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid houdt om een eigen invulling te kiezen voor de lokale situatie. Dit Water- en Rioleringsplan Dongen geldt voor onbepaalde tijd en wordt indien nodig geactualiseerd. Momenteel geldt de versie 2022.
Verordening afvoer hemel- en grondwater Dongen
In raadsvergadering van 14 december 2023 heeft de gemeenteraad van Dongen de 'Verordening afvoer hemel- en grondwater Dongen' vastgesteld. Door klimaatverandering neemt de kans op onder andere hittestress, wateroverlast en droogte toe. Dit vraagt om maatregelen waarbij niet alleen de gemeente de verantwoordelijkheid draagt, maar ook inwoners en bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. Enerzijds streven we naar invoering van een subsidieregeling die inwoners en bedrijven zal stimuleren om in bestaande situaties zelf maatregelen te treffen. Anderzijds is het nodig dat in nieuwbouwsituaties regels ervoor gaan zorgen dat regenwater in eerste instantie wordt opgevangen op eigen terrein en grondwater niet meer vanzelfsprekend wordt afgevoerd op de riolering. In het door uw raad vastgestelde Water- en Rioleringsplan Dongen 2022 (WRP) is vastgelegd hoe we als gemeente omgaan met de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater. Hierin heeft u opdracht gegeven te onderzoeken op welke wijze aanvullende regels gesteld kunnen worden ten aanzien van afvoer van hemel- en grondwater. Daartoe is bijgaande verordening opgesteld.
Algemeen
Het plangebied omvat het terrein gelegen aan de Bolkensteeg in Dongen. Het gebied is in de huidige situatie onverhard.
Bodem en grondwater
Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Dongen ligt, is het plangebied op de Bodemkaart van Nederland niet gekarteerd. In de directe omgeving van de kern van Dongen zijn hoofdzakelijk zandgronden aanwezig. In de omgeving van de kern van Dongen zijn verschillende grondwatertrappen aanwezig. Ter plaatse is sprake van grondwatertrap VI, waar de gemiddelde hoogste grondwaterstand schommelt tussen 0,40 en 0,80 meter onder maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op 1,20 meter onder maaiveld ligt. De kaart is weergegeven in figuur 4.5.
Figuur 4.5 Grondwaterstanden omgeving kern Dongen (Bron: Bodemkaart van Nederland)
Waterkwantiteit
Op alle watergangen en sloten die zijn opgenomen in de legger, is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:
Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.
Op basis van bovenstaande afstanden kan gesteld worden dat in of nabij geen watergangen gelegen zijn.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen en in de directe omgeving van de gemeente Dongen zijn geen waterkeringen gelegen. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Algemeen
Initiatiefnemer is voornemens 25 woningen mogelijk te maken op de locatie aan de Bolkensteeg.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied zal in de toekomstige situatie aangesloten worden op het bestaand gemengd rioolstelsel.
Waterkwantiteit
Voor alle nieuwbouw en aanleg van verharding van meer dan 20 m2 moet er conform de 'Verordening afvoer hemel- en grondwater Dongen' een regenwateropvang gemaakt worden waar 60 liter in past voor elke vierkante meter nieuwe verharding. Wanneer bestaand verhard oppervlak grenst aan nieuw verhard oppervlak en betrekking heeft op het zelfde perceel, moet er ook een regenwateropvang komen voor het bestaande deel. De opvang capaciteit daarvan is 7 liter per m2. Deze opvang mag gecombineerd worden met de hemelwatervoorziening die nodig is voor de nieuw aangebrachte verharding.
Tabel 4.9 toont een overzicht van de oppervlaktes in de toekomstige situatie. Van het totaaloppervlak van 3.160 m2 wordt circa 1.988 m2 als verharding uitgevoerd. Voor de parkeerplaatsen wordt halfverharding gehanteerd.
Tabel 4.9 Verhard oppervlak toekomstige situatie
Op basis van de normen van de gemeente Dongen dient rekening gehouden te worden met circa (1.988 x 0,060) 119,9 m3 compensatie voor de nieuwe verharding.
Conform het waterschapsbeleid en het beleid van de gemeente Dongen zal bij de verdere uitwerking worden bekeken hoe het hemelwater op deze locatie kan worden hergebruikt of ter plaatse geïnfiltreerd. De totale compensatie zal op plangebiedniveau moeten worden ingericht.
In het kader van het vooroverleg (paragraaf 6.2.2) is vanuit het waterschap het advies gekomen om de parkeerplaatsen (al dan niet gedeeltelijk) in halfverharding uit te voeren om de hoeveelheid afstromend water te minimaliseren. Hetzelfde geldt voor groene daken. Door gebruik te maken van oppervlakkige afstroming kan de hoeveelheid leidingen worden beperkt. Dit scheelt kosten, beheer en is klimaatrobuuster.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt nader ingegaan op de exacte oppervlakte nieuwe verharding en daarmee de benodigde waterbergingsvoorziening. Binnen het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om de benodigde waterbergingsvoorzieningen te realiseren. De opgave is juridisch verankerd in artikel 10.2 Hiermee is de haalbaarheid van dit aspect in voldoende mate aangetoond.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het projectgebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarom wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet toegestaan.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering, vigerend waterschapsbeleid en het verbreed GRP Dongen is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeurs-volgorde aangehouden:
Bij de herontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de bestaande rioolaansluitingen.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Gelet op het voorgaande vormt het aspect water geen belemmering voor dit planvoornemen. De waterbergingsopgave zal middels een voorwaardelijke verplichting nader worden geborgd in de regels, zie artikel 4.3.3.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
a. Natura-2000 gebieden;
b. Bijzondere nationale natuurgebieden;
c. Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. De provincie Noord Brabant hanteert daarvoor het begrip Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
c. de bescherming van overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft Langstraat op een afstand van circa 5,1 kilometer. Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland bevindt zich op circa 400 meter ten noordoosten van het plangebied. De ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied en Natuurnetwerk Nederland is weergegeven in figuur 4.7.
Figuur 4.7 Het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied en Natuurnetwerk Nederland (Bron: Atlas leefomgeving)
In het kader van gebieds- en soortenbescherming is een ecologisch onderzoek uitgevoerd, zie het volledige rapport in bijlage 7. Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste bevindingen uit het uitgevoerde onderzoek.
De beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden en NNN) zijn op dusdanige afstand gelegen dat negatieve effecten van het plan kunnen worden uitgesloten voor wat betreft verstoring door licht, geluid en trillingen. Daarnaast zijn geen effecten te verwachten voor wat betreft vernatting en verdroging. Wel dient onderzoek naar stikstofdepositie te worden uitgevoerd om te bepalen of er een toename is in stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000- gebieden en aangewezen gevoelige Habitats.
Met het rekenmodel AERIUS (versie 2023.0.1) zijn berekeningen uitgevoerd om de mogelijke gevolgen van de ontwikkeling voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen, daarbij zijn de realisatiefase en gebruiksfase (na oplevering van de beoogde ontwikkeling) beschouwd. De bijbehorende memo is opgenomen als bijlage 8, de AERIUS-projectberekening van de realisatie- en gebruiksfase is opgenomen als bijlage 9.
Uit de berekening met AERIUS Calculator blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de realisatie- en gebruiksfase uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Ten aanzien van het aspect soortenbescherming is een quickscan uitgevoerd. Bijbehorende rapportage is opgenomen als bijlage 7.
Binnen de soortenbescherming zijn alle bewoonde vogelnesten beschermd. Het is aan te raden om de werkzaamheden in ieder geval te starten buiten het broedseizoen van de meeste vogels (grofweg 15 maart - 15 juli), of te werken op een manier waarbij vogels in de directe omgeving niet aan broeden beginnen. Op deze manier kan zonder nader onderzoek, mitigatie of compensatie worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de soortenbescherming worden overtreden voor wat betreft algemene vogelsoorten.
Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er, met het werken volgens een werkprotocol, geen nesten van broedvogels worden verstoord. Zo’n werkprotocol dient te worden opgesteld door een ter zake deskundige, en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Ook zijn werkzaamheden binnen het broedseizoen mogelijk zonder werkprotocol, indien ter plaatse door een deskundige wordt vastgesteld dat er geen bewoonde vogelnesten aanwezig zijn. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk.
Nader onderzoek of een ontheffing soortenbescherming is niet noodzakelijk gebleken. Daarnaast is de algemene zorgplicht onverminderd van toepassing op alle soorten.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Duurzaamheid gaat over de balans tussen mens, milieu en financiën en kan op verschillende niveaus worden bezien. Op het niveau van gebiedsontwikkeling gaat het naast technische maatregelen bij gebouwen om het functioneren van het gehele gebied. De kracht zit in het zoeken naar goede combinaties voor een specifieke locatie waardoor een prettige leefomgeving kan worden ontwikkeld. Bepaalde randvoorwaarden en/of de ruimtelijke omgeving van een plan kunnen kansen voor duurzaamheid opleveren.
Duurzaam bouwen gaat dus verder dan alleen energie. Het gaat ook over duurzaam materiaalgebruik, comfort, binnenmilieu, bouwen voor de toekomst en slim bouwen. Duurzaam bouwen wordt vaak afgekort als 'dubo' en beoogt naast vermindering van de uitstoot van CO2 ook zaken als:
Energieneutraal (BENG)
Vanaf 1 januari 2020 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. De vastgestelde niveaus voor woningen gelden als volgt:
Aardgasvrij (Wet VET)
In de Wet voortgang energietransitie (VET) is bepaald dat per 1 juli 2018 nieuw te bouwen bouwwerken niet meer aangesloten worden op het gasnet. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente, bij zwaarwegende redenen van algemeen belang, een ontheffing verlenen. De omgevingsvergunning voor nieuwe bouwwerken wordt afgekeurd als in de bouwaanvraag geen rekening is gehouden met aardgasvrij bouwen.
Milieuprestatie Gebouwen (MPG)
Voor nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100 m² is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning een Milieuprestatie Gebouwen (MPG) verplicht. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Per 1 januari 2018 geldt voor de MPG een maximum schaduwprijs van 1,00 euro per m2 BVO per jaar. Voor een MPG berekening kan het instrument GPR Gebouw gebruikt worden. GPR Gebouw is opgebouwd uit vijf verschillende thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Scores variëren van 0 t/m 10. Het is gebruikelijk om uit te gaan van een gemiddelde GPR Gebouw score van 8. GPR Gebouw is een bruikbaar instrument om tot een duurzaam ontwerp te komen voor onder andere woningbouw.
De ontwikkeling zal voldoen aan de eisen ten aanzien van milieukwaliteit, gebruikskwaliteit, gezondheid en toekomstgerichtheid. Daarnaast voldoet het initiatief aan de (energie)prestatie eisen uit het bouwbesluit. Ook zijn de maatregelen uit de flyer van de gemeente Dongen (https://www.dongen.nl/fileadmin/Dongen_ bestanden/Documenten/Inwoner/Bouwen_en_wonen/klimaatbestendig_en_duurzaam_bouwen.pdf) geanalyseerd en toegepast in de planvorming. In een later stadium worden aspecten nader uitgewerkt en aanvullende aspecten aangedragen.
Ten aanzien van duurzaamheid worden voor de beoogde woningen in ieder geval de volgende maatregelen beoogd:
Met de voorgaande maatregelen wordt in ieder geval invulling gegeven aan de geldende eisen ten aanzien van de EPC, de Wet VET en GPR Gebouw. Bij de planuitwerking (fase omgevingsvergunning bouwen) zal hier nadere aandacht aan worden besteed en wordt bekeken op welk vlak duurzaamheid kan worden geïntegreerd.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijks als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd (niet altijd overal van toepassing):
De tot 'Groen' bestemde gronden zijn o.a. bedoeld voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen met bijbehorende verhardingen, beeldende kunstwerken, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
De toekomstige appartementen zijn bestemd voor wonen en hierbij behorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Op de verbeelding is door middel van bouwvlakken aangegeven waar en in welke typologie de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Ook het maximum aantal woningen en maatvoeringen ten aanzien van maximale bouwhoogtes zijn vastgelegd via aanduidingen op de verbeelding.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, regels.
Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
In de algemene bouwregels is opgenomen dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld stoepen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt genoemd welk gebruik van de gronden in ieder geval valt onder strijdig gebruik. Het gaat hierbij om onder andere het gebruik van de gronden ten behoeve van stort- of opslagplaats van goederen en aan het gebruik onttrokken machines of het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in plaats, ligging of afmetingen van bestemmingsgrenzen.
In dit artikel is een parkeerregeling en de werking van wettelijke regelingen opgenomen.
In artikel 11 wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
In dit artikel wordt de naam van de regels vastgesteld.
Naast de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Hierin is geregeld dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om kosten van de planontwikkeling te verhalen op grondeigenaren. Het kostenverhaal dient verplicht door de gemeente opgesteld te worden. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Deze ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overlegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal wordt voorzien.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Initiatiefnemer wenst graag in een vroeg stadium de omgeving te betrekken bij de planvorming. Dit gebeurt door middel van een digitaal informatieplatform in combinatie met een fysieke informatiebijeenkomst en indien gewenst met persoonlijke gesprekken.
Het digitale informatieplatform is te vinden op projectwebsite www.BolkensteegDongen.nl. Omwonenden en geïnteresseerden kunnen via deze website de plannen inzien op verschillende themapagina's (situatie, parkeren, groen en water, straatprofielen en schetsimpressies). Middels het reactieformulier kan men reageren op onderwerpen die voor hen van belang zijn of op zaken die ze graag aangepast willen hebben.
Op maandag 20 november 2023 heeft tussen 19:00 en 21:00 uur een informatiebijeenkomst plaatsgevonden bij 'Cultureel Centrum De Cammeleur', aan de Hoge Ham 126 te Dongen. Tijdens de informatiebijeenkomst is dezelfde inhoud gepresenteerd als men op het informatieplatform kan terugvinden.
Het verslag van de omgevingsdialoog is opgenomen als bijlage 10. In het verslag wordt het plan nogmaals kort toegelicht en zijn de vragen en aanbevelingen opgenomen zoals deze tijdens de informatiebijeenkomst zijn opgehaald. Op basis van de vragen en aanbevelingen is het plan, zoals beschreven in het verslag, aangepast en/of aangescherpt of wordt informatie meegenomen naar de verdere planuitwerking. Nadat de bijeenkomst had plaatsgevonden zijn persoonlijke gesprekken gevoerd over diverse specifieke onderwerpen zoals privacy, erfafscheidingen en inkijk. Parallel aan en na de bestemmingsplanprocedure loopt dit traject door.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan inzichtelijk gemaakt voor de vaste overlegpartners.
Vanuit Waterschap Brabantse Delta is het advies gekomen om de parkeerplaatsen (al dan niet gedeeltelijk) in halfverharding uit te voeren om de hoeveelheid afstromend water te minimaliseren. Hetzelfde geldt voor groene daken. Door gebruik te maken van oppervlakkige afstroming kan de hoeveelheid leidingen worden beperkt. Dit scheelt kosten, beheer en is klimaatrobuuster.
Het aanleggen van waterhuishoudkundige voorzieningen op beide bestemmingen (wonen en groen) is planologisch mogelijk gemaakt. Daarom wordt positief op het plan gereageerd.
Vanuit andere vooroverlegreacties zijn geen opmerkingen ontvangen.
Op grond van artikel 3.8 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening lagen het ontwerpbesluit en het ontwerpbestemmingsplan met de hierbij behorende stukken vanaf vrijdag 22 december 2023 tot en met donderdag 1 februari 2024 ter inzage. In die periode kon een ieder zijn of haar zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling indienen. Er zijn vier zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn tijdig ontvangen.
In de als bijlage 11 bijgevoegde Nota van zienswijzen wordt een reactie gegeven op de zienswijzen. De zienswijzen zijn uit praktische overwegingen en vanwege de leesbaarheid samengevat weergegeven maar in de reactie komen alle relevante elementen aan de orde. De zienswijzen zijn dus in zijn geheel beoordeeld. Aan het einde van de nota wordt aangegeven of en zo ja in hoeverre de zienswijzen leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.